WAARSCHUWINGEN
Wanneer een run flat band moet worden
vervangen, laat dat de betreffende velg
op beschadiging controleren.
Gebruik geen run flat banden en
standaard banden door elkaar. Bij
een wagen met run flat banden kan
in uitzonderingsgevallen tijdelijk een
standaard band worden gebruikt. Aan de
bestuurder moet worden verteld dat de
standaard band geen run flat
eigenschappen heeft.
Monteer geen run flat banden op
wagens die er niet oorspronkelijk
mee waren uitgerust. Raadpleeg uw
dealer voor meer informatie met
betrekking tot de compatibiliteit.
Run flat banden mogen uitsluitend
worden verkocht en gemonteerd door
speciaal opgeleide en gecertificeerde
bandenspecialisten.
VERZORGING VAN BANDEN
E70415
Zorg voor een langere levensduur ervoor
dat de banden van de voor- en
achterwielen gelijkmatig slijten. Wij raden
aan dat de voor- en achterwielen met
regelmatige intervallen tussen 5.000 en
10.000 km te wisselen.
Velgen en banden
Als u een stoeprand moet oprijden, doe
het dan zo langzaam mogelijk en rijd zo
mogelijk haaks met de wielen het trottoir
op.
Controleer regelmatig de banden op
scheuren, vreemde voorwerpen of
onregelmatige slijtage van het loopvlak.
Ongelijkmatige slijtage betekent dat de
wieluitlijning niet meer aan de specificaties
voldoet.
Controleer iedere twee weken de
bandenspanning (inclusief het
reservewiel) wanneer de banden koud
zijn.
GEBRUIK VAN
WINTERBANDEN
Indien winterbanden zijn gemonteerd,
controleer dan of de bandenspanning
correct is. Zie Technische
specificatie (bladzijde 163).
GEBRUIK VAN
SNEEUWKETTINGEN
km/u wanneer gebruik wordt gemaakt
van 10 mm sneeuwkettingen.
161
LET OP
Laat tijdens het parkeren de
bandwangen niet langs
trottoirbanden schuren.
LET OP
Controleer of u de velgen met de
winterbanden met het correcte type
wielmoeren hebt bevestigd.
WAARSCHUWINGEN
Rijd niet sneller dan 40 km/u
wanneer gebruik wordt gemaakt
van 14 mm sneeuwkettingen of 50