OPSTELLING
5.5.3. Aansluiten van de afvalwaterpompen
De aangebouwde afvalwaterpompen moeten
volgens het schakelschema op de schakelkast
worden aangesloten.
Installeer de aansluitkabels van de afvalwa-
terpomp zodanig dat de pomp altijd van de
opvoerinstallatie kan worden gedemonteerd en
ernaast kan worden neergezet, zonder dat de
aansluitkabel van de schakelkast moet worden
afgekoppeld!
Overzicht van de bewakingsinrichtingen
EMUport CORE met
P 13...-motor
FK 17.1...-motor
FK 202...-motor
FKT 20.2...-motor
Activeringstoestand, wanneer de grenswaarde wordt bereikt
Waarschuwing
Uitschakeling
Legenda:
⦁ = seriematig, O = optioneel, − = niet beschikbaar
*Aanbevolen activeringstoestand
Voor de aansluiting moet de isolatieweerstand
van de motorwikkeling en van de bewakingsin-
richtingen worden gecontroleerd. Wanneer de
gemeten waarden afwijken van de voorgeschre-
ven waarden, kan er vocht zijn binnengedrongen
of is de bewakingsinrichting defect. Sluit de pomp
niet aan en houd ruggespraak met de Wilo-ser-
vicedienst.
De isolatieweerstand van de motorwikkeling
controleren
Controleer de isolatieweerstand met een isolatie-
tester (meetspanning = 1000 V gelijkspanning).
De volgende waarden moeten worden aangehou-
den:
-
Bij de eerste inbedrijfname: isolatieweerstand
mag niet lager zijn dan 20 MΩ.
-
Bij overigen metingen: Waarde moet groter zijn
dan 2 MΩ.
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-EMUport CORE
Fig. 7.: Aansluitschema's EMUport CORE
CORE ...: Motor P 13/directe inschakeling; met aansluit-
A
kabel H07RN-F of TGSH, 7-aderig
CORE ...: Motor FK 17.1/directe inschakeling; met aan-
B
sluitkabel H07RN-F, 7-aderig
CORE ...: Motor FK 17.1/sterdriehoek-inschakeling; met
C
aansluitkabel H07RN-F, 10-aderig
CORE ...: Motor FK 202/sterdriehoek-inschakeling; met
D
aansluitkabel H07RN-F, 7-aderig en besturingsleiding
CORE ...: Motor FK 202/sterdriehoek-inschakeling; met
E
aansluitkabel NSSHÖU-J, 2 x 4-aderig met besturings-
leiding
CORE ...: Motor FKT 20.2/sterdriehoek-inschakeling;
F
met aansluitkabel NSSHÖU-J, 2 x 4-aderig met bestu-
ringsleiding
⦁
O
⦁
O
⦁
O
−
⦁
−
⦁
⦁
De temperatuursensor van de motorwikkeling
controleren
Meet de temperatuursensor met een ohmmeter.
De volgende waarden moeten worden aangehou-
den:
-
Bimetaalsensor: Waarde gelijk "0" – doorgang
-
PTC-voeler: Een PTC-voeler heeft een koude
weerstand tussen de 20 en 100 Ohm.
Bij 3 voelers in serie zou dat een waarde van 60
tot 300 Ohm opleveren.
Bij 4 voelers in serie zou dat een waarde van 80
tot 400 Ohm opleveren.
De vochtigheidssensor in de motorruimte con-
troleren
Meet de vochtigheidssensor met een ohmmeter.
De volgende waarde moet worden aangehouden:
-
De waarde moet naar "oneindig" gaan. Bij lage
waarden staat er water in de motorruimte.
Nederlands
⦁
⦁
−
−
⦁
−
−
⦁
−
⦁
−
⦁
−
⦁
⦁
⦁
O*
O*
21