OPSTELLING
1.
Installeer de persleiding loodrecht naar de pers-
aansluiting. De exacte maten van de opvoerin-
stallatie zijn te vinden in de documentatie van de
installatie.
2.
Persleiding op de persaansluiting aansluiten:
-
Monteer de persleiding met behulp van flens-
aansluitingen flexibel en geluidsgeïsoleerd op
de persaansluiting.
-
Plaats een afdichting tussen flensaansluiting en
persaansluiting.
Max. aandraaimoment: 45 Nm
Toevoer aansluiten
Bij het aansluiten van de toevoerleiding moet het
volgende in acht genomen worden:
•
De toevoer vindt plaats bij de toevoer-verdeler-
box.
•
Voer de toevoer volgens de geldige normen uit:
-
In het gebouw: EN 12056
-
Buiten het gebouw: EN 752
•
Een golfvormige toevoer en luchtinsluitsels moe-
ten worden vermeden.
Door een golfachtige toevoer en het binnen-
dringen van lucht kunnen er storingen in de
werking van de opvoerinstallatie ontstaan!
•
De aansluiting en alle verbindingen moeten abso-
luut dicht zijn.
•
De toevoer moet met een verval naar de
toevoer-verdelerbox plaatsvinden.
•
In de toevoer moet vóór de toevoer-verdelerbox
een afsluiter worden geïnstalleerd!
1
Fig. 4.: Toevoer aansluiten
1 Toevoeraansluiting
1.
Installeer de toevoer tot aan de toevoer-
verdelerbox.
2.
Plaats een afdichting tussen de toevoer-verdeler-
box en de flens van de toevoerleiding.
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-EMUport CORE
3.
Monteer de toevoerbuis aan de flens van de
toevoer-verdelerbox.
Max. aandraaimoment: 45 Nm
Ontluchtingsleiding aansluiten
Voor de aansluiting van de ontluchtingsleiding
wordt een 2,5 m lange ontluchtingsslang met
Kamlock-koppeling meegeleverd. Deze ontluch-
tingsslang moet worden gebruikt om indien nodig
de afdekking van de toevoer-verdelerbox te
kunnen demonteren.
De volgende punten moeten bij het aansluiten
van de ontluchtingsleiding in acht genomen
worden:
•
Het aansluiten van een ontluchtingsleiding is
voorgeschreven en voor een onberispelijke wer-
king van de opvoerinstallatie absoluut noodza-
kelijk.
•
De ontluchtingsleiding moet over het dak worden
gelegd en 60 cm boven het terrein van een gaasje
en een regenkap worden voorzien.
•
De ontluchtingsleiding moet zelfdragend zijn.
•
De ontluchtingsleiding moet trillingsvrij worden
aangesloten.
•
De aansluiting en alle verbindingen moeten abso-
luut dicht zijn.
1
Fig. 5.: Ontluchting aansluiten
Ontluchtingsaansluiting met slangklem
1
(Kamlock-koppeling)
1.
Bevestig de ontluchtingsslang op de slangklem
(Kamlock-koppeling).
2.
Klap de vleugels van de slangklem omhoog en
bevestig de borgpen.
3.
Installeer de ontluchtingsslang naar de stationaire
ontluchtingsleiding.
4.
Bevestig 2 slangklemmen op de ontluchtings-
slang.
Nederlands
19