6.12
Afstelling van de drukschakelaars
6.12.1 Luchtdrukschakelaar
Voer de regeling van de luchtdrukschakelaar uit nadat alle andere
branderafstellingen gedaan zijn, met de luchtdrukschakelaar
afgesteld op het begin van de schaal (Afb. 40).
Verhoog de regelingsdruk wanneer de brander in het MIN-vermogen
werkt en draai daarvoor het daartoe bestemde knopje langzaam naar
rechts, totdat de brander vergrendelt.
Draai daarna het knopje met 20% van de afgestelde waarde tegen
de klok in. Start de brander opnieuw en controleer of de start normaal
verloopt.
Als de brander opnieuw vergrendelt, draai dan het knopje nog een
klein beetje tegen de klok in.
Volgens de norm moet de luchtdrukschakelaar
beletten dat de luchtdruk tot onder 80% van de
afstellingswaarde daalt, en dat het CO-gehalte van
de rookgassen 1% overschrijdt (10.000 ppm).
OPGELET
Breng
om
verbrandingsanalysator in het rookkanaal, sluit traag
de aanzuigopening van de ventilator (b.v. met een
kartonnetje) en ga na of de brander vergrendelt
alvorens het CO-gehalte in de verbrandingsgassen
1% overschrijdt.
De geïnstalleerde luchtdrukschakelaar kan op een "differentiële"
manier werken als hij op twee leidingen wordt aangesloten. Indien
een sterke verlaging in de verbrandingskamer, tijdens de ventilatie,
het onmogelijk maakt voor de luchtdrukschakelaar om te schakelen,
kan de omschakeling worden verkregen door een tweede leiding aan
te brengen tussen de luchtdrukschakelaar en de aanzuigopening
van de ventilator. Op deze manier zal de drukschakelaar als een
differentiële schakelaar functioneren.
Het gebruik van een differentieelluchtdrukschakelaar
is enkel toegelaten bij industriële toepassingen en
als
de
nationale
luchtdrukschakelaar enkel de werking van de
OPGELET
ventilator controleert, zonder grenswaarden voor het
CO-gehalte.
6.12.2 Maximumgasdrukschakelaar
Regel de maximumgasdrukschakelaar (Afb. 41) na alle andere
afstellingen van de brander uitgevoerd te hebben met de
maximumgasdrukschakelaar afgesteld op het einde van zijn schaal.
Om de maximum gasdrukschakelaar te ijken, sluit u een manometer
aan op de drukaansluiting nadat u de kraan hebt geopend.
De maximale gasdrukschakelaar moet worden ingesteld op een
waarde die niet groter is dan 30% van de aflezing op de manometer
wanneer de brander op maximaal vermogen werkt.
Verwijder na de afstelling de manometer en sluit de kraan.
6.12.3 Minimumgasdrukschakelaar
Het doel van de minimum gasdrukschakelaar is te voorkomen dat
de brander niet correct werkt wegens een te lage gasdruk.
Voer de regeling van de minimumgasdrukschakelaar uit (
na de brander, de gaskleppen en de stabilisator van de helling
afgesteld te hebben.
Terwijl de brander aan het maximumvermogen werkt:
–
installeer een manometer stroomafwaarts van de stabilisator van
de helling (bv. op de gasdrukinlaat bij de verbrandingskop van de
brander);
–
partialiseer de handbediende gasklep langzaam totdat de
manometer een drukdaling van ongeveer 0,1 kPa (1 mbar)
aangeeft. Controleer in deze fase de CO-waarde, die altijd lager
moet zijn dan 100 mg/kWh (93 ppm).
–
Verhoog de instelling van de drukschakelaar tot hij doorslaat,
waardoor de brander uitschakelt;
–
verwijder de manometer en sluit de kraan van de voor de meting
gebruikte drukkraan;
–
open de manuele gaskraan volledig.
20199652
Inbedrijfstelling, ijking en werking van de brander
dit
te
controleren
normen
toelaten
dat
Afb. 42
een
de
D3856
)
1 kPa = 10 mbar
OPGELET
36
NL
D521
PA
PGM
D896
Afb. 40
20181543
Afb. 41
Afb. 42