Basishandelingen opname
1
3
4
Zet de camera aan (1) en zet de keuzeknop in de auto-
matische opnamestand (2).
2
Richt het scherpstelkader op het onderwerp.
• Let goed dat het onderwerp binnen het scherpstelkader binnen
het scherpstelbereik van de camera ligt:
onderwerpen die dichterbij zijn dan 0,6 m de macrofunctie (blz.
33
).
Druk de ontspanknop half in (3) om de scherpstelling en de belich-
ting op het onderwerp te vergrendelen.
• Het signaallampje geeft de status van scherpstelling en flitser
aan. Kijk op blz. 22 voor meer informatie.
• Het scherpstelkader wordt rood om scherpstelvergrendeling op
het onderwerp te bevestigen. Blijft het wit, dan kon de camera
niet op het onderwerp scherpstellen. Herhaal dan voorgaande
stappen.
• Sluitertijd en diafragma verschijnen, wat betekent dat de
belichting vergrendeld is.
Druk de ontspanknop geheel in (4) om de opname te maken.
• Het groene signaallampje kan gaan knipperen om aan te geven
dat er beeldinformatie naar de geheugenkaart wordt
weggeschreven. Zet nooit de camera uit en open nooit de
batterij/kaartruimte als er beeldinformatie wordt overgespeeld.
0,6 m - ∞.
Gebruik voor
21