snelheid aangehouden. Dit gebeurt ook als de
snelheid van het voertuig voor u de ingestelde
snelheid van de adaptieve cruisecontrol over-
schrijdt.
De adaptieve cruisecontrol streeft ernaar de
snelheid zo weinig mogelijk aan te passen. In
situaties waarin krachtig moet worden ge-
remd, dient u dan ook zelf te remmen. Dit is
bijvoorbeeld het geval bij grote snelheidsver-
schillen of als het voertuig dat voor u rijdt
krachtig remt. Door beperkingen van de radar-
sensor is het mogelijk dat er onverwachts of
helemaal niet wordt geremd (zie pagina 140).
De adaptieve cruisecontrol is alleen te active-
ren bij snelheden hoger dan 30 km/h. Als de
snelheid tot onder 30 km/h daalt of als het
motortoerental te laag wordt, wordt de adap-
tieve cruisecontrol automatisch uitgeschakeld
zodat er niet langer wordt afgeremd. U moet
het remmen in dat geval meteen overnemen
om een passende afstand te kunnen houden
tot het voertuig voor u te kunnen. De hoogste
snelheid die u kunt instellen is 200 km/h. Wan-
neer het systeem in bepaalde omstandighe-
den niet kan worden ingeschakeld, verschijnt
ACC niet beschikbaar
op het display
(zie pagina 139).
Waarschuwingslampje, afremmen
noodzakelijk
Het remvermogen van de adaptieve cruise-
control bedraagt ca. 30% van dat van het nor-
male remsysteem van de auto. Als uw auto
harder moet afremmen dan de adaptieve crui-
secontrol aankan en u remt zelf niet bij, dan
klinkt er een signaal en wordt een gedeelte
onder aan de voorruit verlicht door een rood
waarschuwingslampje. Het rode waarschu-
wingslampje is soms moeilijk te ontdekken in
de felle zon of bij het gebruik van een zonne-
bril.
WAARSCHUWING
De adaptieve cruisecontrol waarschuwt al-
leen voor de voertuigen die de radarsensor
heeft geregistreerd. Het is dan ook mogelijk
dat een waarschuwing uitblijft of pas na
enige vertraging wordt gegeven. Wacht een
waarschuwing dan ook niet af, maar rem
zelf wanneer u dat nodig acht.
Automatisch deactiveren
De adaptieve cruisecontrol is afhankelijk van
andere systemen zoals het stabiliteits- en
tractieregelsysteem (DSTC). Als een van der-
gelijke systeem uitvalt, wordt de cruisecontrol
automatisch uitgeschakeld.
Bij automatische deactivering klinkt er een
signaal en verschijnt de melding
activeerd
op het display. U moet in dat geval
zelf ingrijpen om de afstand tot het voertuig
voor u aan te passen.
Automatische deactivering is mogelijk,
wanneer:
• de snelheid daalt tot onder 30 km/h;
04 Comfort en rijplezier
Adaptieve cruisecontrol*
• de wielen hun grip op het wegdek verliezen;
• de remmen een hoge temperatuur hebben;
• het toerental van de motor te laag wordt;
• de radarsensor wordt gehinderd door natte
sneeuw of regen.
Bediening
4
Display en bedieningstoetsen
Instellingen activeren en hervatten, snel-
heid verhogen
Stand-bystand, in-/uitschakelen
Tijdsafstand instellen
Activeren en snelheid instellen
ACC gede-
Uitschakeling bij ingreep bestuurder
De cruisecontrol wordt gedeactiveerd wan-
neer u het rempedaal bedient, de keuzehendel
in de vrijstand zet of het gaspedaal lang be-
dient. De cruisecontrol gaat dan stand-by,
waarna u de snelheid van de auto helemaal
zelf kunt bepalen. Wanneer u het gaspedaal
1
2
3
0
1/2 1
04
137