3. Verwijder het voorfilter (Fig. 45). Het wordt afgeraden
het gebruikte element te reinigen omdat dit kan leiden
tot beschadiging van de filtermedia. Inspecteer het
nieuwe filter op transportschade en controleer het
uiteinde van het filter, dat goed moet aansluiten, en het
filterhuis. Een beschadigd element mag niet worden
gebruikt. Verwijder het veiligheidsfilter niet (Fig. 46).
1
Figuur 45
1. Voorfilter van luchtfilter
1
Figuur 46
1. Veiligheidsfilter
Belangrijk
Probeer nooit een veiligheidsfilter te
reinigen (Fig. 46). Plaats steeds een nieuw veiligheidsfilter
als het voorfilter drie onderhoudsbeurten heeft gehad.
4. Plaats het voorfilter terug (Fig. 45).
5. Plaats het nieuwe filter door de buitenring van het
element aan te drukken om dit vast te zetten in de
filterbus. Druk niet op het flexibele midden van het
filter.
6. Reinig de opening van de vuiluitlaat in het afneembare
deksel. Verwijder de rubberen uitlaatklep van het
deksel, maak de holte schoon en plaats de klep terug.
7. Monteer het deksel met de rubberen uitlaatklep
(Fig. 44) naar beneden gericht – in een positie tussen
ongeveer 5:00 tot 7:00 uur, gezien vanaf het uiteinde.
Maak de sluiting vast.
Motorolie verversen en filter
vervangen
Ververs de olie en vervang het filter na de eerste
50 bedrijfsuren; daarna moet u om de 100 bedrijfsuren de
olie verversen en het oliefilter vervangen.
1. Verwijder een van de aftappluggen (Fig. 47) en laat de
olie in een opvangbak lopen. Als er geen olie meer naar
buiten stroomt, plaatst u de aftapplug terug.
1
Figuur 47
1. Aftapplug motorolie
2. Verwijder het oliefilter (Fig. 48). Smeer een dun laagje
schone olie op de nieuwe filterpakking voordat u deze
vastschroeft. Niet te vast draaien.
1
Figuur 48
1. Motoroliefilter
3. Vul het carter bij met olie; zie Motoroliepeil
controleren, blz. 16.
40