PRIMAIRE BESTURINGSELEMENTEN
ALLE ANDERE MODELLEN
1. Rempedaal
2. Gaspedaal
Om de snelheid van uw voertuig
te verlagen of het te stoppen, drukt
u met uw rechtervoet op het rem-
pedaal.
In het rempedaal zit een veer,
waardoor het terug in de ruststand
(omhoog) moet komen wanneer u
het niet indrukt.
4) Schakelhendel
De schakelhendel bevindt zich on-
deraan op de console.
De schakelhendel wordt gebruikt
om van versnelling te veranderen.
1. Schakelhendel
2. Parkeren
3. Achteruit
4. Neutraal
5. Hoog toerental (vooruit)
6. Laag toerental (vooruit)
Het voertuig moet gestopt worden
en de remmen moeten ingescha-
keld worden voor u een versnelling
kiest.
62
OPMERKING
Deze versnellings-
bak is niet ontworpen om te
schakelen tijdens het rijden.
Parkeren
In de parkeerstand wordt de ver-
snellingsbak vergrendeld om te
helpen voorkomen dat het voertuig
beweegt.
WAARSCHUWING
Gebruik de PARKEER-stand (P)
altijd wanneer het voertuig niet
in gebruik is. Als de schakelhen-
del niet in de P (PARKEER-
stand) staat, kan het voertuig
bewegen.
Achteruit
In de stand achteruit kan het voer-
tuig achteruit rijden.
Afhankelijk van uw specifieke
voertuigconfiguratie, kan het voer-
tuig zijn uitgerust met een achter-
uitrijalarm. Dit wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de achteruit-
versnelling wordt geselecteerd.
OPMERKING: In achteruit is het
toerental van de motor beperkt,
waardoor dus ook de snelheid van
het voertuig in achteruit beperkt is.
WAARSCHUWING
Als u in achteruit een helling
afrijdt, kunt u de ingestelde
snelheidslimiet in achteruit toch
overschrijden door de zwaarte-
kracht.
Neutraal
De neutrale stand schakelt de ver-
snellingsbak uit.