LADINGEN VERPLAATSEN EN WERKEN
Instellingen voertuig met lading
Pomp de banden op tot de maxi-
mumspanning indien de totale be-
lasting, met inbegrip van het ge-
wicht van de bestuurder, de passa-
gier, de lading, de accessoires en,
indien van toepassing, de kogeldruk
van de aanhanger, hoger is dan
195 kg. Zie de SPECIFICATIES
OPMERKING: Pas de ophanging
aan als u zware ladingen of een
passagier vervoert.
OPMERKING: Rijd met de schakel-
hendel in een lage versnelling (L)
wanneer u zware ladingen vervoert
op het laadrek of wanneer u een
geladen aanhangwagen trekt.
Het laadrek laden
OPMERKING
maximale laadcapaciteit van het
laadrek niet.
Zie SPECIFICATIES voor capaciteit
laadrek.
Plaats de lading zo laag mogelijk.
–Een hogere lading kan het zwaar-
tepunt van het voertuig omhoog
brengen, wat het minder stabiel
kan maken. Positioneer de lading
zo gelijkmatig mogelijk op het rek.
Maak de lading vast op het laadrek.
Maak de lading niet vast aan de
kooi of een nader onderdeel van
het voertuig. Als de lading niet
correct is vastgemaakt, kan deze
verschuiven of van het voertuig af
vallen en hierbij mogelijk bestuur-
der, passagier of omstanders ra-
ken, of ze kan verschuiven tijdens
het rijden en de besturing van het
voertuig beïnvloeden.
Hoge objecten kunnen de zichtbaar-
heid beïnvloeden voor de bestuur-
der en kunnen projectielen vormen
bij een ongeval. Ladingen die aan
de zijkant uit het voertuig steken,
kunnen vast komen te zitten in
struiken, takken of andere obsta-
34
Overschrijd de
VEILIGHEIDSINFORMATIE
kels. Vermijd dat de lading de rem-
lichten bedekt en belemmert. Zorg
ervoor dat de lading niet uit het
laadrek steekt en dat de lading uw
zichtbaarheid of de besturing van
het voertuig niet hindert.
Overbelast het laadrek niet.
WAARSCHUWING
Vervoer op het bagagerek geen
benzinebidon(s) of gevaarlijke
vloeistoffen.
WAARSCHUWING
Overlaad het voertuig nooit en
sleep of transporteer nooit la-
ding op een onjuiste manier.
Matig uw snelheid volgens de
staat van het terrein wanneer u
lading vervoert of een aanhang-
wagen trekt, en vermijd heuvels
en ruw terrein. Voorzie een lan-
gere remafstand. Bevestig de
lading altijd zo laag mogelijk
om het zwaartepunt zo min
mogelijk te verhogen. Als u de-
ze aanbevelingen niet naleeft,
kan dit het rijgedrag van het
voertuig veranderen, wat tot
ongelukken kan leiden.
Een lading trekken
(indien voorzien van trekhaak)
Trek nooit een lading door deze aan
de kooi of andere accessoires te
bevestigen, hierdoor kan het voer-
tuig kantelen. Gebruik enkel de
trekhaak (indien geïnstalleerd) of
de lier (indien geïnstalleerd) om
lasten te trekken.
Gebruik in geval van nood de
sleephaak om een vastgelopen
voertuig los te trekken.
Wanneer u lasten trekt met een
ketting of een kabel, zorg er dan
voor dat deze opgespannen is voor
u start en behoud deze spanning
tijdens het trekken.