8.3 Eerste instelling en inbedrijfstelling
Voorwaarden voor inbedrijfstelling
Voordat u uw systeem voor de eerste keer in bedrijf stelt
moet u controleren of de onderstaande processen correct zijn
uitgevoerd:
• De installatie van de stuurautomaat is afgerond
overeenkomstig de installatiehandleiding.
• Het SeaTalk
ng
-netwerk is geïnstalleerd overeenkomstig de
SeaTalk
ng
-gebruikershandleiding.
• Een eventuele GPS-installatie en verbindingen zijn aangelegd
overeenkomstig de GPS-installatiehandleiding.
Ga ook na of de technicus die het systeem in bedrijf stelt bekend
is met de installatie en de componenten van de stuurautomaat,
waaronder:
• Scheepstype.
• Systeeminformatie scheepsbesturing.
• Het doel van de stuurautomaat.
• Systeemontwerp: componenten en verbindingen (u zou over
een stroomschema moeten beschikken van de stuurautomaat
van het schip).
Inbedrijfstellingsproces
• Controleer of u hebt voldaan aan alle vereisten voor
inbedrijfstelling
• Eerste keer inschakelen in instellen.
• Dokpierkalibratie (Dealerinstellingen op SeaTalk-systemen)
• De boord-boordtijd instellen (alleen systemen zonder
roerstandterugmelder)
• Proefvaartkalibratie
• Systeemcontroles
Inbedrijfstelling - SPX- en SmartPilot-systemen
8.4 De stuurautomaat-bedienunit
inschakelen
De stuurautomaat-bedienunit aan zetten
1. Druk de STAND-BY-knop in en houd hem één seconde
ingedrukt totdat het Raymarine-logo verschijnt.
Als de unit voor het eerst wordt aangezet of na een reset naar
de fabrieksinstellingen wordt een instellingenwizard gestart.
Opmerking: Het Raymarine-logo wordt niet weergegeven als
de unit in 'slaapmodus' is, het lijkt of de unit uit staat maar
hij staat wel aan.
2. Om de stuurautomaat-bedienunit uit te schakelen houdt u
de STAND-BY-knop ingedrukt. Na 1 seconde verschijnt
een pop-up.
3. Blijf de STAND-BY-knop nog 3 seconden ingedrukt houden
om de unit volledig uit te laten schakelen.
Opmerking: U kunt de stuurautomaat-bedienunit niet
uitschakelen wanneer deze in AUTO-modus staat.
47