8.1 Installatie van de SPX- en
SmartPilot-stuurautomaat
Voor informatie over het installeren en aansluiten van
een SeaTalk
ng
SPX-stuurautomaat of een SeaTalk
SmartPilot-stuurautomaat, kunt u de installatie-instructies
raadplegen die met uw koerscomputer zijn meegeleverd.
46
8.2 Stuurautomaatrespons
Het responsniveau bepaalt de verhouding tussen de
nauwkeurigheid van de koers en de hoeveelheid activiteit van
het roer/de aandrijving. Bereik van 1 tot en met 9.
Tijdelijke veranderingen aanbrengen in de
stuurautomaatrespons
De stuurautomaatrespons wordt ingesteld bij de inbedrijfstelling
van het SmartPilot-systeem, u kunt echter op ieder moment
wijzigingen aanbrengen in de stuurautomaatrespons in
het menu Stuurautomaatrespons via Hoofdmenu >
Stuurautomaatrespons
1. Markeer in het hoofdmenu Stuurautomaatrespons en druk
op SELECTEREN.
2. Gebruik de knoppen OMHOOG en OMLAAG om de
responswaarde te wijzigen in de gewenste instelling.
3. Druk op OPSLAAN om de responswaarde op te slaan.
Instelling
Niveaus 1 tot en met 3
Niveaus 4 tot en met 6
Niveaus 7 tot en met 9
Opties
Minimaliseert de mate van activiteit
van de stuurautomaat. Dit spaart
energie, maar kan ten koste gaan
van de koersnauwkeurigheid op de
korte termijn.
Dit geeft een goede koers met
strakke, goed controleerbare
draaiingen onder normale
omstandigheden.
Geeft de beste koersnauwkeurig-
heid en maximale roeractiviteit (en
energieverbruik). Dit kan leiden tot
een ruwe vaart op open zee, omdat
het SPX-systeem zich tegen de zee
kan 'verzetten'.
p70 / p70R