Om terug te schakelen:
Laat de gashendel (2) los (stand A)
◆
◆
Indien nodig lichtjes remmen met de
remhendels om de snelheid van het
voertuig te minderen.
◆
De koppelingshendel (3) intrekken en de
versnellingshendel indrukken (4) om te-
rug te schakelen naar een lagere ver-
snelling.
◆
Als u een rem hebt gebruikt, deze losla-
ten.
◆
De versnellingshendel helemaal loslaten
en gas geven.
OPGELET
Als de koelvloeistof volgens het display
een temperatuur tussen 115°C ( 239°F)
en 135°C (275°F) heeft, zie pag. 20
(MULTIFUNCTIONELE COMPUTER),
stopt u het voertuig en laat u de motor
ongeveer 2 minuten op 3000 toeren/min
(rpm) draaien om de koelvloeistof door
het hele circuit te laten vloeien; zet dan
de motorstartknop op "
leer het peil van de koelvloeistof, zie
pag. 42 (KOELVLOEISTOF).
Als na de controle van het vloeistofpeil
de temperatuursignalering nog steeds
blijft knipperen, raadpleegt u een apri-
lia dealer.
Laat de startschakelaar niet op " "
staan omdat de koelventilatoren stop-
pen met draaien zonder rekening te
houden met de vloeistoftemperatuur,
wat in dit geval deze temperatuur nog
zou verhogen.
Als op het display rechts de melding
efi
"
" verschijnt tijdens het rijden, bete-
kent dit dat de elektronische besturing
een storing heeft gevonden.
In de meeste gevallen blijft de motor
draaien maar met verminderde presta-
ties; raadpleeg meteen een dealer van
aprilia.
Om oververhitting van de koppeling te
voorkomen, dient u zo weinig mogelijk
de motor stil te laten staan met draaien-
de motor, ingeschakelde versnelling en
ingetrokken koppelingshendel.
WAARSCHUWING
Niet afwisselend en voortdurend ver-
snellen en vertragen, u kunt hierdoor
plotseling de controle over het voertuig
verliezen. Om te remmen dient u eerst
te vertragen en dan met beide remmen
te remmen om geleidelijk aan te vertra-
gen en op beide remmen dezelfde
kracht uit te oefenen
Als u alleen de voor- of de achterrem
" en contro-
gebruikt, reduceert u de remkracht aan-
zienlijk en loopt u het risico één wiel
volledig te blokkeren, waardoor het
voertuig onhandelbaar wordt.
Als u op een helling moet stoppen, ver-
traagt u alleen en gebruikt u de remmen
alleen op het laatste ogenblik om het
voertuig helemaal stil te zetten.
De motor gebruiken om het voertuig stil
te laten staan, kan de koppeling over-
verhitten.
Voordat u een bocht neemt, vertraagt u
of remt u, waarna u in de bocht zelf de-
zelfde gematigde of lichtjes verhoogde
snelheid aanhoudt; rem niet op het laat-
ste nippertje: de kans dat u slipt is zeer
hoog.
Voortdurend remmen op dalingen kan
oververhitting van de schijven veroor-
zaken, waardoor de remkracht vermin-
dert. Gebruik de motorrem en wissel
deze af met beide wielremmen.
Zet nooit de motor uit terwijl u afdaalt.
Als de zichtbaarheid slecht is, dient u
zichzelf beter zichtbaar te maken door
de dimlichten aan te zetten, ook over-
dag; Rijd met een gematigde snelheid
op natte of gladde wegen (sneeuw, ijs,
modder, enz.)en vermijd bruusk rem-
men of manoeuvres waardoor het voer-
tuig gaat slippen en u kunt vallen.
WAARSCHUWING
Let op elk obstakel op de weg, en op
elke wijziging in de vorm van het weg-
gebruik en onderhoud RSV 1000 R - RSV 1000 R FACTORY
57