Gebruik alleen vloermatten die goed
passen en met de houders aan
bestuurderszijde bevestigd zijn.
Afrijden van hellingen
Schakel een versnelling in bij het afrij‐
den van hellingen om zeker te zijn dat
voldoende remdruk beschikbaar is.
Sturen
Als de stuurbekrachtiging niet meer
werkt doordat de motor stopt of door
een systeemdefect, kunt u nog
steeds sturen maar is er wellicht meer
kracht nodig.
Controlelampje c 3 72.
Voorzichtig
Auto met elektrische stuurbe‐
krachtiging:
Als het stuurwiel tot in de eind‐
stand wordt gedraaid en enige tijd
in deze stand wordt vastgehou‐
den, wordt de stuurbekrachtiging
mogelijk begrensd.
Als de stuurbekrachtiging langere
tijd wordt gebruikt, wordt de stuur‐
bekrachtiging mogelijk begrensd.
De stuurbekrachtiging moet weer
normaal werken wanneer het
systeem is afgekoeld.
Rijden en bediening
Starten en bediening
Nieuwe auto inrijden
Tijdens de eerste ritten niet onnodig
hard remmen.
Tijdens de eerste rit kan er rookont‐
wikkeling optreden door het verdam‐
pen van was en olie op het uitlaatsys‐
teem. Na de eerste rit de auto enige
tijd buiten parkeren en inademen van
de dampen vermijden.
Tijdens het inrijden kunnen het brand‐
stof- en motorolieverbruik hoger zijn.
Autostop is wellicht niet mogelijk
wanneer de accu wordt opgeladen.
Contactslotstanden
Draai de sleutel op:
109