Het beeld instellen: Belich-
Het beeld instellen: Belichting, scherpstelling en kleur
ting, scherpstelling en kleur
Handmatige instelling van de belichting
Soms kunnen onderwerpen met
achtergrondverlichting te donker
overkomen (onderbelicht) of kunnen
onderwerpen onder zeer sterke
lichtbronnen te helder of verblindend
overkomen (overbelicht). U kunt
handmatig de belichting aanpassen om
dit te corrigeren.
WAAR U OP MOET LETTEN
Programmakeuzeschakelaar:
(behalve bij gebruik van het
opnameprogramma [ FIREWORKS]).
EXP
1
Druk op
.
• Op het scherm verschijnen de
indicator
belichtingsinstelling en de neutrale
waarde "±0".
• Als u tijdens belichtingsvergrendeling
de zoom bedient, kan de helderheid
van het beeld veranderen.
2
Stel, indien nodig, met (
helderheid van het beeld bij.
• Het afstelbereik en de lengte van de
belichtingsinstellingsindicator hangen
af van de aanvankelijke helderheid van
het beeld.
• Door nogmaals op
keert de camcorder terug naar
automatische belichting.
Het beeld instellen: Belichting, scherpstelling en kleur
(
voor de
) de
EXP
te drukken,
Lichtmetingsstand
De camcorder meet het licht dat wordt
gereflecteerd vanaf het onderwerp om de
optimale belichtingsinstellingen te bere-
kenen. Afhankelijk van het onderwerp wilt
u mogelijk de manier veranderen waarop
het licht wordt gemeten en geëvalueerd.
WAAR U OP MOET LETTEN
Programmakeuzeschakelaar:
Opties
[
EVALUATIVE]
8)
Geschikt voor algemene
opnameomstandigheden, inclusief scènes
met achtergrondverlichting. De camcorder
verdeelt het beeld in meerdere gebieden
en het licht wordt in al deze gebieden
gemeten om voor het onderwerp een
optimale belichting tot stand te brengen.
[
CENT.WEIGHT.AVERAGE]
Er wordt een gemiddelde genomen van
het licht dat in het gehele scherm wordt
gemeten. Hierbij wordt meer gewicht
gegeven aan het onderwerp in het midden.
[
SPOT]
Hierbij wordt het gebied binnen het Spot
AE Point kader gemeten. Gebruik deze
instelling om de belichting af te stemmen
op het onderwerp in het midden van het
scherm.
FUNC.
(
21)
Symbool van de momenteel
FUNC.
geselecteerde
Lichtmetingsstand
FUNC.
Gewenste optie
41
Ne
(
8)
Standaardwaarde