Inhoudsopgave
Advertenties
3 Systeembeschrijving
3.1 Systeemoverzicht
Beschrijving van de onderdelen
Onderdeel
Luchtafscheidingspot
Luchtsensor 1
Luchtsensor 2 (op lin-
ker paneel)
Druksensor 1
2-poort koppelstuk
met druksensor 2
Druksensor 3
3-poort koppelstuk
met druksensor 4
38
Locatie nr.
1
4
10
15
25
6
18
Functie
De luchtafsluiting wordt gebruikt om luchtbellen te
verwijderen die door de buffer door de leidingen wor-
den gespoeld. Hierdoor wordt de systeemprestatie
verbeterd en wordt voorkomen dat de kolomprestatie
nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van
lucht. De luchtafsluiting kan ook worden gebruikt voor
het verwijderen van lucht uit het monster als het
vloeistoftraject, d.w.z. de route van de leidingen, tussen
druksensor 3 en klep V5 wordt gewijzigd om de lucht-
afsluiting op te nemen. Om deze functie te gebruiken,
zijn ook veranderingen in de methodes vereist.
Opmerking:
Wanneer het monster door de luchtafsluiting wordt
gevoerd, wordt het monster verdund als gevolg van het
grote volume van de luchtafsluiting.
De luchtsensor 1 (4) op de inlaat wordt bijvoorbeeld
gebruikt om te voorkomen dat er lucht in de kolom
binnenkomt gedurende het laden van het monster. De
sensor kan met een van de drie inlaatkleppen worden
verbonden, ongeacht welke. De luchtsensor die voor
de stroomrichtingklep V5 (17) zit, wordt gebruikt om
de voorkomen dat lucht uit de buffer in de kolom te-
rechtkomt.
Er zijn vier druksensoren die de druk in het vloeistoftra-
ject voortdurend meten. Twee hiervan (6, 15) zitten di-
rect na de pompen, druksensor 2 (25) bevindt zich voor
de kolom, en druksensor 4 (18) na de kolom. De druk-
sensoren hebben een drukbereik van 0–25 bar (2,5
MPa, 362 psi), de aflezingen zijn echter beperkt tot 0-
20 bar.
De druksensoren hebben een overdrukalarmfunctie,
die in UNICORN is vooringesteld.
ÄKTApilot Gebruiksaanwijzing 28959785 AG
Advertenties
Inhoudsopgave
