verSneLLingSScHakeLaar
1
2
Deze werkt als een automatische versnel-
lingsbak.
Selecteurhendel 1
Het display 3 op het instrumentenpaneel
informeert u over de stand van de versnel-
lingshendel.
p: parkeren
r: achteruitrijden
n: neutraal
d: vooruitrijden
De auto kan alleen gestart worden als
het laadsnoer losgekoppeld is.
2.4
(1/2)
3
Starten
Raadpleeg voor het starten van de motor de
paragraaf "starten, stilzetten van de motor"
in hoofdstuk 2.
Om de selecteurhendel uit stand p te ver-
plaatsen, moet u het rempedaal indrukken
voordat u de ontgrendelknop 2 indrukt.
Houd uw voet op het rempedaal (het
c
lampje
op het display 3 dooft), als u de
stand p verlaat.
De auto kan alleen starten als de ver-
snellingshendel in stand p staat.
alleen als de auto stilstaat, het rempe-
daal is ingedrukt en het gaspedaal niet is
ingedrukt, mag de selecteurhendel in de
standen d of r worden geplaatst.
rijden
Zet de selecteurhendel 1 in stand d of r.
De auto gaat vooruit zodra u het rempe-
daal loslaat (zonder steun op het gaspe-
daal).
Druk tijdens het rijden meer of minder op het
gaspedaal naargelang de gewenste snel-
heid.
Bij het achteruit rijden branden de achteruit-
rijlichten eenmaal het contact aan staat en
de achteruitversnelling is ingeschakeld.
Hinder bij het rijden
Aan de bestuurderskant mogen
alleen voor de auto geschikte
matten worden gebruikt, die
moeten worden vastgezet aan de vooraf
geïnstalleerde onderdelen. Controleer
regelmatig of ze goed vastzitten. Stapel
niet meerdere matten op elkaar. gevaar
van hakende pedalen.