Problemen oplossen
Problemen oplossen
Loop eerst door de lijst hieronder wanneer u problemen ondervindt bij het gebruik van uw camcorder.
Neem contact op met een Canon Service Center als het probleem aanhoudt.
108
Voeding
De camcorder kan niet worden ingeschakeld of schakelt zichzelf uit.
- De accu is leeg. Vervang de accu of laad deze op.
- Verwijder de accu en sluit deze opnieuw goed aan.
Ik kan de accu niet opladen.
- Zorg ervoor dat de camcorder uit staat, zodat u met opladen kunt beginnen.
- De temperatuur van de accu ligt buiten het oplaadbereik (circa 0 – 40 °C). Verwijder de accu, verwarm de accu of laat
deze afkoelen, en probeer daarna de accu opnieuw op te laden.
- Laad de accu op bij temperaturen tussen circa 0 °C en 40 °C.
- De accu is defect. Vervang de accu.
- De camcorder kan niet met de aangesloten accu communiceren. Andere accu's dan accu's die door Canon voor
gebruik met deze camcorder worden voorgeschreven, kunt u met deze camcorder niet opladen.
- Als u een accu gebruikt die door Canon aanbevolen is voor gebruik met deze camcorder, is er mogelijk een probleem
met de camcorder of accu. Neem contact op met een Canon Service Center.
De compacte netadapter maakt geluid.
- Een zacht geluid is hoorbaar als de compacte netadapter op een stopcontact is aangesloten. Dit is normaal en duidt
niet op een storing.
De accu raakt zelfs bij normale temperaturen snel leeg.
- De accu heeft het einde van zijn levensduur bereikt. Schaf een nieuwe accu aan.
Opname
Als ik op de REC-knop druk, wordt niet begonnen met de opname.
- U kunt geen opnamen maken terwijl de camcorder eerdere opnamen wegschrijft naar een kaart (terwijl de ACCESS-
indicator (status geheugenkaart) rood brandt). Wacht totdat de camcorder klaar is.
- De kaart is vol. Verwijder een aantal opnamen (A 91) of initialiseer de kaart (A 32) om ruimte vrij te maken.
- Bestandsnummers hebben hun maximale waarde bereikt. Stel
fotonummering] in op [Reset] en plaats een nieuwe (of zojuist geïntialiseerde) kaart.
Het punt waar de REC-knop werd ingedrukt, komt niet overeen met het begin/einde van de opname.
- Er is mogelijk een kleine vertraging tussen het moment waarop u de REC-knop indrukt en het daadwerkelijke
begin/einde van de opname. Dit is normaal en duidt niet op een storing.
Er gebeurt niets als ik de zoomtuimelschakelaar op de handgreep gebruik.
- De zoomtuimelschakelaar op de handgreep is uitgeschakeld. Stel
[Greepzoombediening] in op [Inschakelen].
Er gebeurt niets als ik de scherpstel-/zoomring gebruik.
- De scherpstel-/zoomring is uitgeschakeld. Stel
in op [Inschakelen].
De camcorder stelt niet scherp.
- De camcorder kan met autofocus mogelijk niet scherpstellen op bepaalde onderwerpen. Stel handmatig scherp (A 42).
- Wanneer de AF-modus is ingesteld op AF-boosted MF, begint u handmatig scherp te stellen totdat het AF-kader
wit wordt (bereik voor automatische aanpassing).
- De zoeker wordt niet ingesteld. Gebruik de oogcorrectieregelaar om de zoeker correct in te stellen (A 21).
- De lens is vuil. Reinig de lens met een zacht lensreinigingsdoekje.
Het beeld ziet er enigszins gekromd uit als een onderwerp snel voorbij de lens flitst.
- Dit is een verschijnsel dat kenmerkend is voor CMOS-beeldsensors. Als een onderwerp zeer snel langs de voorzijde
van de camcorder beweegt, kan het beeld er enigszins gekromd uitzien. Dit is normaal en duidt niet op een storing.
De bedieningsstand overschakelen van of naar (Ü)/opnamestand-by (Ñ)/afspelen (Ð) duurt langer dan normaal.
- Als de SD-kaart een groot aantal clips bevat, dan kunnen sommige procedures langer duren dan normaal. Maak een
kopie van uw opnamen (A 99) en initialiseer de kaart (A 32). U kunt ook een andere kaart plaatsen.
Ik kan geen goede clips of foto-opnamen maken.
- Dit kan zich voordoen als in de loop der tijd veel clips en foto's worden gemaakt/verwijderd. Maak een kopie van
uw opnamen (A 99) en initialiseer de kaart (A 32).
> [Opname instellen] > [MP4-clip-/-
> [Camera-instelling] >
> [Camera-instelling] > [Focus-/zoomringbediening]