VERLICHTING EN SIGNALEN
1
2
3
š
Markeringslichten
Draai de ring 2 tot het symbool bij
het merkteken 3 staat.
Op het instrumentenpaneel gaat een contro-
lelampje branden.
1.76
(1/4)
1
Functie verlichting overdag
(alleen voorlampen)
De dagrijverlichting schakelt overdag au-
tomatisch in zonder dat u de schakelaar 1
hoeft te bedienen bij het starten van de
motor, en gaat uit bij het stoppen van de
motor.
Wanneer u links rijdt met een auto met
de bestuurdersstoel aan de linkerkant
(of andersom), bent u verplicht om tij-
dens uw verblijf de lichten te laten af-
stellen door een merkdealer (behalve bij
auto's met Xenon-lampen).
Controleer, voordat u in het
donker wegrijdt, de werking
van de verlichting en stel indien
nodig de stand van de koplam-
pen af op de belasting van de auto. Zorg
ervoor dat de lichten niet bedekt zijn
(vuil, modder, sneeuw, vervoer van voor-
werpen, enz.).