FUNCTIE STOP AND START
Dit systeem zorgt voor een lager brandstof-
verbruik en vermindert de uitstoot van broei-
kasgassen. Het systeem wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de auto begint te
rijden. Tijdens het rijden zet het systeem de
motor af (op stand-by) wanneer de auto stil-
staat (file, voor een stoplicht enz.).
Omstandigheden waarbij de
motor op stand-by wordt gezet
De auto heeft na de laatste stilstand gere-
den.
Voor auto's met automatische versnel-
lingsbak:
– de versnellingsbak staat in stand D, M of
N;
en
– het rempedaal wordt (voldoende hard) in-
gedrukt;
en
– het gaspedaal wordt niet ingedrukt;
en
– de snelheid is nul gedurende ongeveer
1 seconde
De motor blijft op stand-by staan wanneer
stand P inschakelt, of wanneer stand N in-
schakelt terwijl de parkeerrem is aangetrok-
ken en het rempedaal wordt losgelaten.
2.6
(1/4)
Voor auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak:
– de versnellingshendel in de neutrale
stand staat (neutraal);
en
– het koppelingspedaal wordt losgelaten
Als het controlelampje
is het koppelingspedaal niet voldoende
losgelaten;
en
– de auto rijdt met een snelheid die lager
is dan ongeveer 3 km/u.
In alle auto's gaat het waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel bran-
den om u te waarschuwen dat de motor op
stand-by staat.
De uitrustingen van de auto blijven in wer-
king terwijl de motor stilstaat.
Wanneer de motor afslaat terwijl het
systeem in werking is, moet u het kop-
pelingspedaal volledig induwen om de
motor weer te starten.
knippert,
neel weergegeven).
de paragraaf "Starten, stoppen van de
motor").
Wanneer de motor op stand-by
staat, werkt de stuurbekrachti-
ging niet.
Wanneer de motor op stand-by
staat, werkt de rembekrachti-
ging niet.
Rijd niet met de auto wanneer
de motor op stand-by staat (het
waarschuwingslampje
wordt op het instrumentenpa-
Voordat u uit de auto stapt,
moet u het contact verbre-
ken door de stopknop van de
motor in te drukken (raadpleeg