SNELHEIDSBEGRENZER
2
3
Het rijden
Als een ingestelde snelheid in het geheugen
staat, grijpt het systeem niet in zolang deze
snelheid niet bereikt wordt. Het rijden is het-
zelfde als met een auto zonder snelheids-
begrenzer.
Zodra u de ingestelde snelheid bereikt, over-
schrijdt de auto de ingestelde snelheid niet,
ook niet als u het gaspedaal verder indrukt,
behalve indien nodig (raadpleeg de para-
graaf "Overschrijding van de maximumsnel-
heid").
2.28
(2/3)
Verandering van de ingestelde
maximumsnelheid
U kunt de ingestelde maximumsnelheid ver-
anderen door een aantal keren te drukken
op:
– de schakelaar 2 (+) om de snelheid te
verhogen;
– de schakelaar 3 (-) om de snelheid te ver-
lagen.
De snelheidsbegrenzer heeft
in geen enkel geval invloed op
het remsysteem.
Overschrijden van de ingestelde
snelheid
Het blijft altijd mogelijk de ingestelde maxi-
mum snelheid te overschrijden door: zo snel
en diep mogelijk het gaspedaal in te druk-
ken (voorbij het "zware punt")
Gedurende het overschrijden knippert de
maximumsnelheid op het instrumentenpa-
neel.
Laat daarna het gaspedaal los: de snel-
heidsbegrenzer komt weer in werking zodra
u langzamer rijdt dan de in het geheugen op-
geslagen snelheid.
Onmogelijkheid om de ingestelde
maximum snelheid vast te houden
Tijdens een steile afdaling kan de maxi-
mumsnelheid niet worden aangehouden: in
dat geval knippert de ingestelde snelheid op
het instrumentenpaneel en, afhankelijk van
de auto, hoort u een geluidssignaal met een
regelmatig interval.