2.7
Veiligheidsvoorschriften voor onderhoudswerkzaamheden
BA DT12 NL - Editie 1.0 * dt12b210.fm
• Doe niets waardoor de veiligheid kan worden beïnvloed!
• Voer de in de gebruiksaanwijzing voorgeschreven instel-, onderhouds- en inspectie-
werkzaamheden uit en houd de termijnen hiervoor aan. Let ook op de informatie over
het vervangen van onderdelen/delen van de uitrusting!
Deze werkzaamheden mag alleen vakpersoneel uitvoeren.
• Het voertuig mag niet door onbevoegde personen worden onderhouden of gereinigd.
Ook mogen zij geen proefritten met het voertuig maken
• Bedienend personeel / bestuurder inlichten voordat begonnen wordt met de bijzondere
en onderhoudswerkzaamheden! Stel een hoofdverantwoordelijke aan!
• Bij alle werkzaamheden, die de werking, het ombouwen of het instellen van het
voertuig en diens veiligheidsbepaalde inrichtingen aangaan, evenals bij inspecties,
onderhouds- en reparatiewerkzaamheden dienen de in- en uitschakelprocedures
volgens de gebruiksaanwijzing te worden uitgevoerd en de aanwijzingen voor de
reparatiewerkzaamheden in acht genomen te worden.
• Zet de ruimte waarin onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd indien nodig af!
• Vóór het uitvoeren van onderhouds-, service- en reparatiewerkzaamheden, brengt u
een waarschuwingsbord zoals bijvoorbeeld "Machine wordt gerepareerd, niet starten"
aan het contactslot/stuurwiel of aan de bedieningselementen aan.
Trek de contactsleutel uit het contact!
• Voer onderhouds- en reparatiewerkzaamheden alleen uit, wanneer
• het voertuig op een vlakke en stabiele ondergrond staat
• de schakelhendel voor de rijrichting in de neutrale stand staat
• alle hydraulisch beweegbare werktuigen op de grond zijn geplaatst
• de motor uitgezet is
• de contactsleutel uit het contact is getrokken en
• het voertuig tegen wegrollen is beveiligd
• Onderhoudssteun monteren
• Wanneer onderhouds- of reparatiewerkzaamheden absoluut moeten worden uitge-
voerd terwijl de motor draait:
• Werk uitsluitend met z'n tweeën
• Beide personen moeten bevoegd zijn om het voertuig te mogen bedienen
• Volg de speciale veiligheidsvoorschriften in de betreffende werkinstructies op
• Afstand houden van alle roterende en zich bewegende delen als ventilatorvleugels,
V-snaaraandrijvingen, ventilators enz.
• Voordat u iets aan het voertuig monteert, moet u controleren of alle beweegbare onder-
delen niet kunnen wegrollen en zich niet kunnen bewegen.
• Afzonderlijke onderdelen en grotere componenten dienen als ze worden vervangen,
zorgvuldig aan hefinrichtingen te worden bevestigd en te worden vastgezet, zodat ze
geen gevaar kunnen vormen.
Gebruik alleen geschikte hefinrichtingen en montage-inrichtingen die zich in een
technisch perfecte staat bevinden en over voldoende draagcapaciteit beschikken!
Ga niet onder opgetilde lasten staan en werk hier ook niet onder!
Veiligheidsvoorschriften
– zie hoofdstuk
Onderhoudssteun op pagina 5-1
2-7