Fout
Tekst van de foutmel‐
ding
10
De mA-ingangsstroom
is te laag
11
Na het verstrijken van
de vertragingstijd is
een grenswaardefout
nog aanwezig.
12
Er is fout meetwater,
bijv. geen doorstroom‐
hoeveelheid
13
De regelaar is in de
toestand
„Pauze"
14
De regelaar is in de
„Pauze
toestand
(hold)"
15
De voeding van de
mA-ingang is overbe‐
last
Oorzaak
De stroomkring is onder‐
broken
De meetwaarde ligt langer
dan de periode van de inge‐
stelde vertragingstijd boven de
grenswaarde
Het meetwatergrenscontact
van de doorloopgever, bijv.
DGMa, is door het dalen van
de vlotter geactiveerd.
De pauze-ingang (digitale
ingang) is door een extern sig‐
naal geactiveerd
De pauze-ingang (digitale
ingang) is door een extern sig‐
naal geactiveerd
De Sensoringang van kanaal
1 of 2 wordt gebruikt bij aan‐
sluitmethode 2-aderig, bijv.
samen met de CLE3 chloor-
sensor.
Daarbij is geen rekening
gehouden met de polariteit of
er is een kortsluiting tussen de
twee polen.
Verhelpen
Controleer via het informatiemenu de
ruwe waarde in mA door te drukken op
de
-toets. Is de waarde >23 mA, is
dit geen correct sensorsignaal. Ver‐
vang de sensor door een nieuwe
sensor.
Controleer de 2-aderige verbinding
tussen sensor/omvormer en regelaar.
Controleer via het informatiemenu de
ruwe waarde in mA door te drukken op
de
-toets. Is de waarde 0 mA, is de
verbinding verbroken
Controleer of de gekozen grens‐
waarde past bij de toepassing en pas
de grenswaarde evt. aan.
Controleer of de gekozen vertragings‐
tijd past bij de toepassing en pas de
vertragingstijd evt. aan.
Controleer de dimensionering van de
actor. Is de actor te groot gekozen?
Controleer de concentratie van de
doseerchemicalie, is de concentratie
te hoog?
Controleer de regelparameter. Neigt
de regeling tot onder- of overreso‐
nantie?
Controleer de ligging van de meetwa‐
terleiding
Controleer het meetwaterafnamepunt.
Is deze verstopt?
Controleer evt. aanwezige meetwater‐
filters en reinig deze indien nodig
Controleer of het ontvangen pauzesig‐
naal past bij de verwachte bedrijfs‐
modus van de installatie.
Controleer of de schakelrichting
NC" bij de keuze in de regelaar past.
Controleer of het ontvangen pauzesig‐
naal past bij de verwachte bedrijfs‐
modus van de installatie.
Controleer of de schakelrichting
NC" bij de keuze in de regelaar past.
Controleer de polariteit op basis van
het aansluitschema.
Zorg dat beide aders elkaar niet raken
(striplengte verkorten, eindaderhuls
met isolatie gebruiken, krimpkous
gebruiken)
[Diagnose]
„NO/
„NO/
61