In bedrijf nemen
7.3.1.2.2
Kalibratie van de steilheid
50
2.
Kies met de pijltoetsen het gewenste menupunt. Druk op de
-toets
ð Nu kunt u starten met de gekozen kalibratiemethode.
VOORZICHTIG!
Probleemloze sensorwerking / inlooptijd
Beschadiging van het product of de omgeving hiervan
–
Correct meten en doseren kan alleen als de
sensor probleemloos werkt
–
De bedieningshandleiding van de sensor moet
worden opgevolgd
–
Houdt u zich aan de bedieningshandleidingen van
inbouwonderdelen en andere toegepaste compo‐
nenten
–
Houd altijd rekening met de inlooptijden van de
sensoren
–
De inlooptijden dienen bij de planning van de inbe‐
drijfstelling te worden ingecalculeerd
–
Het inlopen van de sensoren kan een volledige
werkdag duren
Meet- en regelgedrag van de regelaar tijdens de kali‐
bratie
Tijdens de kalibratie: De insteluitgangen worden
gedeactiveerd. Uitzondering: wanneer een basis‐
charge of een handmatige instelbare variabele is inge‐
steld. Deze blijft actief. De meetwaarde-uitgang
[Normsignaaluitgang mA] wordt bevroren, volgens de
instellingen in het menu mA-uitgang.
Bij een succesvolle kalibratie / controle worden alle
foutcontroles die betrekking hebben op de meet‐
waarde, weer gestart. De regelaar slaat bij een suc‐
cesvolle kalibratie de bepaalde gegevens voor nulpunt
en steilheid op.
Als DPD-waarde wordt de bij aanvang van de kalibratie bevroren
meetwaarde aanbevolen. De DPD-waarde kan met de pijltoetsen
worden ingesteld. Kalibratie is alleen mogelijk als de DPD-waarde
≥ 2 % van het meetbereik van de sensor is.