11. Netwerkinstellingen configureren in OS X
Controleer de configuratie voor de router (access point) en probeer opnieuw verbinding
te maken.
Met behulp van de knop WPS
U heeft een router (access point) nodig om verbinding te maken.
Voordat u de volgende procedure uitvoert, moet u het printerstuurprogramma installeren volgens de
procedure in Pag. 416 "Het printerstuurprogramma installeren".
Zorg ervoor dat de ethernetkabel van het apparaat is ontkoppeld.
1.
Controleer of de router (access point) correct werkt.
2.
Druk op de toets [Home].
3.
Druk op het pictogram [Instel.] op het [Home]-scherm.
4.
Druk op [Netwerkinstellingen].
5.
Als u om een wachtwoord wordt gevraagd, voer het wachtwoord dan met de
cijfertoetsen in en druk vervolgens op [OK].
U kunt een wachtwoord voor toegang tot het menu [Netwerkinstellingen] opgeven in [Vergr.
beh.toepass.] onder het menu [Beheerderstoepass.].
6.
Druk op [Wi-Fi inschakelen].
7.
Druk op [Inschakelen].
8.
Zet het apparaat uit en vervolgens weer aan.
9.
Druk op het pictogram draadloos LAN.
10.
Druk op [WPS].
11.
Als u om een wachtwoord wordt gevraagd, voer het wachtwoord dan met de
cijfertoetsen in en druk vervolgens op [OK].
U kunt een wachtwoord voor toegang tot het menu [Wi-Fi-configuratie] instellen in [Vergr.
beh.toepass.] onder het menu [Beheerderstoepass.].
418
DUE302