Montageverloop
Binnenunit monteren
Transport
!
Opgelet
Schokken, druk- en trekbelasting kunnen leiden
tot schade aan de buitenwanden van het toestel.
Bovenzijde toestel, voorkant en zijwanden niet
belasten.
Eisen aan de installatieruimte
!
Opgelet
Een ongunstig omgevingsklimaat kan de werk-
ing verstoren en tot schade aan het toestel lei-
den.
■
De installatieruimte moet droog en vorstvrij
zijn.
■
Omgevingstemperaturen 0 tot 35 ºC garande-
ren.
Max. 70 % relatieve luchtvochtigheid (komt
■
overeen met een absolute luchtvochtigheid
van ca. 25 g waterdamp/kg droge lucht bij
35 °C)
Gevaar
Stof, gassen en dampen kunnen schadelijk zijn
voor de gezondheid en explosies veroorzaken.
Stof, gassen en dampen in de installatieruimte
vermijden.
Minimaal ruimtevolume (conform EN 378)
Het minimale ruimtevolume van de stookruimte hangt
conform EN 378 van de vulhoeveelheid en de samen-
stelling van het koudemiddel af.
Warmtepompen met buitenunit 230 V~
Types
201.D04
201.D06
201.D08
201.D10
201.D13
201.D16
Warmtepompen met buitenunit 400 V~
Types
201.D10
201.D13
201.D16
26
Minimaal kamervolume in m
Leveringstoestand
Minimaal kamervolume in m
Leveringstoestand
m
max
V
=
min
G
V
Minimaal ruimtevolume in m
min
m
max. hoeveelheid koudemiddel in kg
max
G
Praktische grenswaarde conform EN 378, afhan-
kelijk van de samenstelling van het koudemiddel.
Voor R410A: 0,44 kg/m
Opmerking
Als meerdere warmtepompen in een ruimte worden
opgesteld, moet het minimale ruimtevolume volgens
het toestel met de grootste hoeveelheid worden bere-
kend.
3
Bij max. kabellengte 30 m
4,1
4,1
5,5
8,2
8,2
8,2
3
Bij max. kabellengte 30 m
8,2
8,2
8,2
3
3
4,8
4,8
7,9
9,4
9,4
9,4
9,4
9,4
9,4