In de stand elektrische aandrijving (EV) wordt de elektrische motor
(tractiemotor),
gevoed
door het batterijpakket (tractiebatterij),
gebruikt om de auto aan te drijven.
Aan/uit
Als de elektrische aandrijving
is ingeschakeld, gaat het con
trolelampje elektrische aandrij
ving branden. Als de stand
elektrische aandrijving is inge
schakeld en op de schakelaar
wordt gedrukt, wordt omge
schakeld naar normaal rijden
(de auto wordt aangedreven
door de benzinemotor en de
elektromotor [tractiemotor].
IT021P119
.
Situaties waarin de stand elektrische aandrijving (EV) niet kan worden
ingeschakeld
In de volgende voorbeelden kan de stand elektrische aandrijving (EV) niet
worden ingeschakeld. Als de elektrische aandrijving niet kan worden inge
schakeld, klinkt er een zoemer en verschijnt er een melding op het multi
i nformatied isplay.
.
De
temperatuur van het hybridesysteem is te hoog.
De auto is in de brandende zon geparkeerd, een helling opgereden
,
gereden met hoge snelheden, enz.
•
De temperatuur van het hybridesysteem is te laag.
De auto stond gedurende langere tijd geparkeerd bij temperaturen onder
ca.O°C.
•
De benzinemotor warmt op.
•
Het batterijpakket (tractiebatterij) is bijna leeg
.
Het in de batterij resterende vermogen, aangegeven op de energiemoni
--l
0:
CD
::J
Cf)
:J
m.
-...
0:
CD
::J
tor, is laag.
(~Blz.186)
•
Rijsnelheid is hoog.
•
Het gaspedaal is ver ingetrapt, of bij het oprijden van een helling, enz.
•
De voorruitontwaseming is in werking.
.
Automatische uitschakeling van de stand elektrische aandrijving (EV)
In de volgende situaties kan de benzinemotor automatisch opnieuw starten
als de stand elektrische aandrijving is ingeschakeld. Als de stand elektrische
aandrijving wordt uitgeschakeld, klinkt de zoemer en gaat het controlelampje
elektrische aandrijving knipperen en vervolgens uit.
•
Het batterijpakket (tractiebatterij) is bijna leeg.
Het in de batterij resterende vermogen, aangegeven op de energiemoni
tor, is laag.
(~Blz.186)
•
Rijsnelheid wordt hoog.
•
Het gaspedaal is ver ingetrapt, of bij het oprijden van een helling, enz.
166
167