--
!llr'llJl,UUlru @Jj)ISl!1Ü{;)i(!ffitl#1Wm
i ..
1tïtfj
•
Stand pollenverwijdering
.
Om te voorkomen dat de ruiten beslaan als de temperatuur van de bui
tenlucht laag is, kan het volgende gebeuren.
• Van de stand BUITENLUCHT wordt niet overgeschakeld naar de stand
RECIRCULATIE.
• De airconditioning werkt automatisch.
• De airconditioning wordt na 1 minuut uitgeschakeld.
•
Bij regenachtig weer kunnen de ruiten beslaan. Druk op de toets
[0
~
J.
Als de eco-stand is ingeschakeld
.
Als de buitentemperatuur hoger is dan een vooraf ingestelde
temperatuur schakelt het systeem over naar de stand RECIRCULATIE.
•
De effectiviteit van de airconditioning is lager dan normaal.
•
De aanjagersnelheid daalt tot onder de normale snelheid.
A
WAARSCHUWING
.
Om te voorkomen dat de voorruit beslaat
Gebruik niet de functiem tijdens het koelen bij extreem vochtige
weersomstandigheden. Door het verschil in temperatuur tussen de buiten
lucht en de voorruit kan de buitenzijde van de voorruit beslaan, waardoor
het
zicht wordt belemmerd.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de 12V-accu
Laat de airconditioning niet langer ingeschakeld dan noodzakelijk is als
he
~
hybridesysteem niet in werking is.
Sommige functies van de airconditioning kunnen worden bediend
met behulp van toetsen op het stuurwiel.
o
Stand
BUITENLUCHT
of
RECIRCULATIE
EI Temperatuurregeling
I
Wijzigen van de ingestelde temperatuur
Druk op
1\
op de toets
~
om de temperatuur te verhogen en
op v om de temperatuur te verlagen.
I
Wijzigen van de stand RECIRCULATIE
Druk op
6.
Iedere keer dat er op de toets wordt gedrukt, wijzigen de standen tus
sen stand BUITENLUCHT en stand
RECIRCULATIE.
•
Bediening van de stuurwieltoetsen
Ter controle wordt de bedieningsstatus van de stuurwieltoetsen op het
instrumentenpaneel weergegeven.
(~Blz.
180)
A
WAARSCHUWING
•
Beperk de kans op ongevallen
Neem bij het bedienen van de aircotoetsen op het stuurwiel de nodige voor
zichtigheid in acht.
279
278