INSTALLATIE
Installeren en aansluiten van een
antennesysteem {zie blz. 1}.
Installeren van een aardingssysteem
dat voldoet aan de vereisten van
gelijkstroom- en RF-aarding {zie blz. 2}.
Inatalleren van een bliksemafleider ter
beveiliging van het antennesysteem,
uw persoon en uw bezittingen {zie blz. 2}.
AANSLUITEN VAN DE ANTENNE
Het gebruikte soort antennesysteem, bestaande uit de
antenne, het aardvlak en de voedingslijn, heeft grote invloed
op de kwaliteit van uw verbindingen. Gebruik een correct
afgeregelde 50 Ω antenne van goede kwaliteit, opdat uw
zendontvanger maximale prestaties zal kunnen leveren.
Gebruik voor de 50 Ω coaxkabel en de coaxiale
aansluitstekker slechts materialen van de beste kwaliteit. Zorg
dat de aanpassing tussen de coaxkabel en de antenne
zodanig is dat de staande-golf verhouding (SWR) beter is dan
1,5:1. Alle verbindingen moeten degelijk en stevig
aangesloten worden.
Hoewel het beveiligingscircuit van de zendontvanger in
werking treedt wanneer de SWR groter wordt dan 2,5:1, mag
u dit niet beschouwen als een afdoende remedie voor een
slecht werkend antennesysteem. Door een hoge SWR
waarde zal het uitgangsvermogen van de zender afnemen.
Het kan tevens storing veroorzaken in radio-toestellen en
andere huiskamer-apparatuur zoals een TV-toestel en een
stereo-installatie. Het kan zelfs leiden tot HF-storingen in de
zendontvanger zelf. Rapporten dat uw signaal vervormd of
onverstaanbaar klinkt, met name bij maximale modulatie,
kunnen een aanwijzing vormen dat uw antennesysteem het
vermogen van de zender niet efficiënt uitstraalt in de ruimte.
Als u tijdens het moduleren een prikkelende tinteling voelt bij
het aanraken van de transceiver of metalen delen van de
microfoon, kunt u aannemen dat op z'n minst de coax-
aansluiting aan de achterkant van de zendontvanger is
losgeraakt.
Sluit uw antenneleiding aan op ANT 1. Gebruikt u twee
antennes, sluit de tweede antenne dan aan op ANT 2.
LET OP:
◆
ALS U GAAT ZENDEN ZONDER EERST EEN ANTENNE OF
ANDERE BELASTING AAN TE SLUITEN, KAN ER SCHADE
AAN DE ZENDONTVANGER ONTSTAAN. ZORG VOOR HET
ZENDEN ALTIJD DAT ER EEN ANTENNE NAAR BEHOREN
OP DE ZENDONTVANGER IS AANGESLOTEN.
◆
SLUIT OOK ALTIJD EEN BLIKSEMAFLEIDER AAN, OM HET
GEVAAR VOOR BRAND, EEN ELEKTRISCHE SCHOK OF
SCHADE AAN DE ZENDONTVANGER TE VOORKOMEN.
Installeren en aansluiten van een gelijkstroom-
voedingssysteem {zie blz. 2}.
Aansluiten van alle accessoires op de transceiver
{zie blz. 3 en 60}. Op deze zendontvanger kunt u de
volgende accessoires aansluiten:
• Microfoon
• Antennetuner
• CW seinsleutel
• Computer
• TNC/ Multimode
communicatie-processor
SIGNAALVERLIES (IN DB, BIJ BENADERING) PER
30 METER TRANSMISSIELIJN VAN 50 Ω MET JUISTE
AANPASSING
•
Gebruik de onderstaande tabel slechts als algemene
richtlijn. De specificaties kunnen voor verschillende
merken nogal uiteenlopen.
Transmissielijn
RG-174, -174A
RG-58A, -58C
3D-2V
RG-58, -58B
RG-58 schuim
RG-8X
5D-2V
RG-8, -8A, -9, -9A, -9B,
-213, -214, -215
5D-FB
RG-8 schuim
8D-2V
10D-2V
9913
8D-FB
10D-FB
12D-FB
RG-17, -17A
13 mm harde kabel
20D-2V
19 mm harde kabel
22 mm harde kabel
NV: Niet verkrijgbaar
• Hoofdtelefoon
• Externe luidspreker
• RTTY radio-teletype
apparatuur
• Lineaire versterker
3,5 MHz
14 MHz
30 MHz
2,3
4,3
6,4
1,6
2,6
0,75
1,5
2,3
0,80
1,5
2,3
0,65
1,4
2,1
0,70
1,0
2,0
0,50
0,45
0,93
1,4
0,80
1,2
0,38
0,80
1,0
NV
0,29
0,60
0,90
0,60
0,90
0,29
0,50
0,72
0,24
0,48
0,70
0,24
0,48
0,68
NV
0,37
0,54
NV
0,33
0,45
NV
0,13
0,29
0,48
0,26
0,40
0,12
0,25
0,39
< 0,10
0,21
0,32
< 0,10
0,16
0,26
< 0,10
1
N-1