SCAN DOORLOOPFUNCTIES
De Scan-functies zijn bijzonder handig voor het controleren
van alleen uw favoriete frequenties, zonder hiervoor speciale
instellingen te hoeven maken. Wanneer u zich eenmaal
vertrouwd hebt gemaakt met de verschillende Scan-functies,
zult u merken hoe deze flexibele functies uw omgang met de
zendontvanger veel efficiënter zullen maken.
Deze zendontvanger biedt de volgende Scan
doorloopfuncties:
Type scan-functie
Controleren van de frequenties
Programma-scan
in het gekozen bereik.
Controleren van alle RX
Alle-
frequenties opgeslagen in de
kanalen
conventionele geheugenkanalen.
scan
Geheugen-
Controleren van alle RX
scanfuncties
Groeps-
frequenties opgeslagen in een
geselecteerde groep van de
scan
conventionele geheugenkanalen.
PROGRAMMA-SCAN
De programma-scanfunctie doorloopt het gehele afstembereik
tussen de begin- en eindfrequenties die zijn vastgelegd in
geheugenkanaal 90 t/m 99. Zie "VASTLEGGEN VAN
FREQUENTIEBEREIKEN" {op blz. 43} voor nadere
bijzonderheden betreffende het opslaan van de begin- en
eindfrequentie.
U kunt maximaal 10 geheugenkanalen kiezen en automatisch
achter elkaar de frequentiebereiken scannen die u voorheen
in deze kanalen hebt vastgelegd. De programma-scan begint
bij het kanaal met het laagste nummer en verloopt daarna
zoals hieronder aangegeven.
14,150 (Beginfrequentie) 14,300 (Eindfrequentie)
Ch 93
Ch 93
7,030 (Eindfrequentie)
Ch 95
21,200 (Beginfrequentie) 21,350 (Eindfrequentie)
Ch 97
1 Druk op de [A/B] toets om VFO A of VFO B te kiezen.
2 Houd de [SCAN] toets ingedrukt en gebruik vervolgens de
nummertoetsen om het tweede cijfer in te voeren van
ieder geheugenkanaal dat u wilt scannen, bijv. 3 voor
kanaal 93, 357 voor kanaal 93/kanaal 95/kanaal 97, etc.
3 Laat de [SCAN] toets los om te beginnen met de
programma-scan.
N-46
Toepassing
7,070 (Beginfrequentie)
•
Als u de [SCAN] toets loslaat zonder dat er
kanaalnummers zijn ingevoerd, worden de kanalen
ingesteld die u gekozen hebt toen de programma-
scanfunctie de laatste keer gebruikt werd.
•
Om tijdens het scannen naar een gewenste frequentie
te springen, draait u aan de Afstemknop of de
MULTI/CH regelaar, of u drukt op de [UP]/[DWN]
toetsen van de microfoon.
•
Wanneer een andere mode dan FM is ingesteld, zal
de scan-snelheid afnemen wanneer de RIT/XIT
regelaar naar rechts wordt gedraaid en toenemen
wanneer de regelaar naar links wordt gedraaid. De
aanduiding "P1" t/m "P9" in het display toont de
ingestelde snelheid (P1: maximaal, P9: minimaal).
•
In de FM mode stopt het scannen automatisch bij de
kanalen waar een signaal aanwezig is. De
zendontvanger zal dan bij het betreffende
geheugenkanaal blijven wachten, off voor korte tijd
(tijdsbepaalde hervatting), off net zolang totdat het
signaal wegvalt (draaggolf-bepaalde hervatting),
afhankelijk van welke instelling u gekozen hebt bij
menu-nummer 10. Zie "GEHEUGEN-SCAN" voor
nadere bijzonderheden.
4 Druk op de [SCAN] of [CLR] toets om met scannen te
stoppen.
Opmerking:
◆
Als u in de FM mode de
SQL
tot ver voorbij de squelch-drempel, is het mogelijk dat het
scannen niet stopt bij een kanaal waarop een signaal aanwezig
is. Draai de
SQL
regelaar in dit geval een weinig naar links.
◆
Als u op de
toets drukt zonder dat er frequentiebereiken
[SCAN]
zijn vastgelegd, zullen automatisch de onderste en bovenste
grensfrequentie van de zendontvanger in geheugenkanaal 90
worden opgeslagen en wordt de programma-scan op dit kanaal
uitgevoerd.
◆
Als de huidige ontvangstfrequentie binnen een van de
frequentiebereiken van de gekozen kanaalnummers valt, begint
het scannen bij de huidige frequentie. De mode die is vastgelegd
in het kanaal met het betreffende bereik wordt ingesteld.
◆
Als de huidige ontvangstfrequentie buiten alle frequentiebereiken
van de gekozen kanaalnummers valt, begint het scannen bij de
beginfrequentie van het laagste kanaalnummer.
◆
Tijdens het scannen kunt u van mode veranderen, maar dit heeft
wel tot gevolg dat de inhoud van het geheugenkanaal wordt
overschreven door de gewijzigde mode.
◆
Als het huidige Scan-bereik kleiner is dan één stap van de
MULTI/CH
regelaar zal de scan naar de beginfrequentie springen
wanneer de regelaar naar rechts wordt gedraaid en naar de
eindfrequentie wanneer de regelaar naar links wordt gedraaid.
◆
Bij inschakelen van de programma-scanfunctie worden de RIT en
XIT functies uitgeschakeld.
◆
In de FM mode controleert de programma-scanfunctie de
afgeronde frequenties ongeacht de instelling van menu-
nummer 05.
SCAN-ONDERBREKING
Als deze functie is ingeschakeld, stopt de programma-scan
ongeveer vijf seconden en wordt daarna weer hervat,
wanneer u aan de Afstemknop of de MULTI/CH regelaar
draait, of op de [UP]/[DWN] toetsen van de microfoon drukt,
om naar een gewenste frequentie te springen.
Om de functie in te schakelen, roept u menu-nummer 09 op
en kiest dan de ON instelling. De oorspronkelijke instelling is
OFF.
regelaar naar rechts hebt gedraaid