Afbeelding 3-14. Frequentiedisplay
De meter laat een pieptoon horen wanneer een bepaalde
druktoets niet met frequentie kan worden gebruikt. Hier
zijn enkele algemene richtlijnen.
•
relatief ( D), HOLD ( Q) en MIN MAX ( M)
kunnen worden gebruikt.
•
FAST MN MX ( O M) kan niet worden
gebruikt.
Hier volgen enkele tips voor het meten van de frequentie:
•
Als een aflezing 0 Hz laat zien of instabiel is, is het
ingangssignaal misschien lager dan het trigger-
niveau of benadert het dat niveau. U kunt deze
problemen gewoonlijk verhelpen door een lager
bereik te selecteren, hetgeen de gevoeligheid van de
meter verhoogt.
•
Als een aflezing een veelvoud blijkt van wat u
verwacht, is het ingangssignaal misschien vervormd.
Vervorming kan multipel triggeren van de
frequentieteller veroorzaken. Door een hoger
spanningsbereik te selecteren en dus de gevoeligheid
tc026f.eps
van de meter te verlagen, kan dit probleem misschien
worden verholpen. Gewoonlijk is de laagste
frequentie die wordt weergegeven, de juiste.
Werkcyclus meten
De werkcyclus (of belastingsfactor) is het tijdspercentage
dat een signaal zich boven of onder een trigger-niveau
bevindt gedurende één cyclus (afbeelding 3-15).
De werkcyclusfunctie is geoptimaliseerd voor het meten
van de inschakel- of uitschakeltijd van logische en
schakelende signalen. Systemen zoals elektronische
brandstofinjectiesystemen en schakelende
stroomvoorzieningen worden gestuurd door pulsen van
variërende pulsduur, die kunnen worden gecontroleerd
door het meten van de werkcyclus.
Metingen verrichten
3
Werkcyclus meten
3-23