Installatie
3. Installatie
3.1 Algemen
3.2 Technische installatievoorwaarden ter plaatse
3.2.1 Verlichting
3.2.2 Verluchting
3.2.3 Afvoer
3.2.4 Serviceruimte
6
Het toestel mag alleen geïnstalleerd worden door erkende technici.
Lees aandachtig de volgende instructies voor een correcte installatie.
Gebruik de instructies samen met het aansluitschema en het principeschema van het toe-
stel.
Het toestel draagt het CE label. Dit label is enkel van toepassing op het toestel in zijn oor-
spronkelijke staat. De fabrikant kan niet aansprakelijk zijn voor schade die werd veroor-
zaakt doordat de instructies niet werden gerespecteerd.
Het toestel moet geplaatst worden in een goed verlichte ruimte om zo de beste werkings-
voorwaarden te verzekeren tijdens de installatie, het gebruik, het reinigen en het onder-
houd.
Het toestel produceert veel warmte en waterdamp tijdens het gebruik. Het is zeer belang-
rijk dat er een zekere luchtverversing is in de ruimte waar het toestel staat om zo een aan-
gename werkomgeving te creëren. De vereisten voor de verluchting staan beschreven in
de TECHNISCHE GEGEVENS. De ventilatienoden in de ruimte waar het toestel staat
wordt overigens berekend volgens de van kracht zijnde normen.
Voorzie een afvoer in de grond voor het afvoerwater van het toestel. Raadpleeg de TECH-
NISCHE GEGEVENS voor de minimale afvoercapaciteit in de grond.
Houd voor de machine 1 meter ruimte vrij voor onderhoudsdoeleinden.
24.8.2005
Rev. 4.0