16
Kort en bondig
Geautomatiseerde
versnellingsbak
N
= neutrale stand
= rijstand
o
+
= hogere versnelling
-
= lagere versnelling
A/M = wisselen tussen automati‐
sche en handgeschakelde
modus
R
= achteruitversnelling
Geautomatiseerde versnellingsbak
3 107.
Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren
■ Bandenspanning en -staat 3 145,
3 178.
■ Motoroliepeil en vloeistofniveaus
3 127.
■ Ruiten, spiegels, buitenverlichting
en kentekenplaat: vrij van vuil,
sneeuw of ijs en gebruiksklaar,
■ Juiste positie van spiegels, stoelen
en veiligheidsgordels 3 29,
3 35, 3 42.
■ Werking van remsysteem (bij lage
snelheid), vooral bij vochtige rem‐
men.
Motor starten
■ sleutel naar stand A draaien
■ verdraai het stuurwiel een beetje,
zodat het stuurslot vrijkomt
■ trap de koppeling en rem in
■ trap het gaspedaal niet in
■ sleutel naar stand M draaien om
voor te verwarmen en wachten tot‐
dat controlelampje ! in het Driver
Information Center dooft
■ sleutel kort naar stand D draaien en
loslaten
Motor starten 3 103.