152
Verzorging van de auto
8. Plaats de wielsleutel stevig vast
en haal elke wielbout/moer krui‐
selings aan. Aanhaalkoppel is:
172 Nm (voorwielaandrijving),
235 Nm (achterwielaandrijving
met dubbele banden achter),
264 Nm (achterwielaandrijving
met enkele banden achter).
9. Wieldop terugplaatsen.
10. Het vervangen wiel 3 152 en het
boordgereedschap 3 143 opber‐
gen.
11. Nieuwe wiel op de auto laten uit‐
balanceren. Bandenspanning
3 178 van het gemonteerde wiel
alsmede het aanhaalmoment van
de wielbouten/-moeren zo spoe‐
dig mogelijk controleren.
Defecte band laten vervangen of re‐
pareren.
Reservewiel
Sommige auto's hebben in plaats van
een reservewiel een bandenrepara‐
tieset 3 147.
Is het gemonteerde reservewiel klei‐
ner dan de andere wielen of wordt het
gebruik in combinatie met winterban‐
den, dan kunnen de rijeigenschappen
negatief worden beïnvloed. Defecte
band zo spoedig mogelijk laten ver‐
vangen.
Het reservewiel zit met een spil onder
het frame van de auto en wordt vast‐
gezet door een kabel met de wielsleu‐
tel en de adapter vast te draaien.
Bij een maximaal beladen auto met
een lekke achterband moet de auto
mogelijk eerst opgekrikt worden om
bij het reservewiel te kunnen.
Reservewiel eruit halen door de kabel
met de wielsleutel en de adapter los
te draaien en het wiel geheel te laten
zakken.
Wiel rechtop zetten, pen uit houder
halen en wiel van de kabel losmaken.
Bij auto's met dubbele banden is een
extra montageplaat aan het reserve‐
wiel bevestigd. Voorafgaand aan ge‐
bruik van het wiel de moer losdraaien
en de montageplaat verwijderen.