Uitschakelen
Het systeem kan uitgeschakeld of tij‐
delijk uitgeschakeld worden.
Tijdelijk uitschakelen
Systeem tijdelijk uitschakelen door
toets r op het instrumentenpaneel
in te drukken met het contact en de
achteruitversnelling ingeschakeld.
Controlelamp in de knop brandt.
Wanneer de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld, klinkt er geen ge‐
luidssignaal; dit is uitgeschakeld.
Het systeem wordt bij het indrukken
van toets r of de volgende keer dat
het contact wordt ingeschakeld, op‐
nieuw geactiveerd.
Permanent uitschakelen
Systeem permanent uitschakelen
door toets r op het instrumenten‐
paneel in te drukken en ca.
3 seconden lang ingedrukt te houden
met het contact en de
achteruitversnelling ingeschakeld.
Controlelamp in de knop brandt on‐
onderbroken.
Het systeem is daarmee uitgescha‐
keld en werkt niet. Wanneer de
achteruitversnelling wordt ingescha‐
keld, klinkt er geen geluidssignaal; dit
is uitgeschakeld.
Het systeem wordt opnieuw geacti‐
veerd door toets r in te drukken en
ca. 3 seconden lang ingedrukt te hou‐
den.
Storing
Als het systeem een storing regis‐
treert, klinkt circa 5 seconden lang
een ononderbroken geluidssignaal bij
het inschakelen van de achteruitver‐
Rijden en bediening
snelling. Contact opnemen met een
werkplaats om de oorzaak van de sto‐
ring te laten verhelpen.
Voorzichtig
Bij het achteruitrijden moet het ge‐
bied vrij zijn van obstakels die de
onderkant van de auto zouden
kunnen raken.
Botsen tegen de achteras, dat
wellicht niet zichtbaar is, zou on‐
karakteristieke veranderingen in
het rijgedrag tot gevolg kunnen
hebben. Raadpleeg bij een derge‐
lijke botsing een werkplaats.
119