6. Leg de gaatjes van het papier op de pinnen van beide
tandwielen van het transportwiel in de trekpositie.
c
7. Stel de hendel voor papiervrijgave in op de trekpositie.
Gebruik vervolgens de functie Micro Adjust (Fijnafstelling),
die wordt beschreven in "Functie Micro Adjust
(Fijnafstelling) gebruiken" op pagina 65, om het papier tussen
de duw- en trektransportwielen recht te trekken.
8. Zet de hendel voor papiervrijgave terug in de positie die u
hebt ingesteld in stap 3.
9. Als de printer gegevens ontvangt, wordt het afdrukken op de
huidige positie gestart zonder dat het papier wordt
doorgevoerd. Voer zo nodig de procedure bij "Positie voor
het begin van pagina's aanpassen" op pagina 68 uit om de
huidige positie van het papier aan te passen.
10. Bevestig de printerklep. Zorg dat de papiergeleider is
geïnstalleerd en dat deze plat op de printer ligt.
Opmerking:
Epson raadt u aan de printer om veiligheidsredenen alleen te
gebruiken als de printerklep gesloten is. De printer werkt wel als de
printerklep is geopend of verwijderd, maar u kunt de klep het beste
gesloten houden voor maximale veiligheid.
11. Verzend een afdruktaak naar de printer. Het afdrukken
wordt op de huidige positie gestart zonder dat het papier
wordt doorgevoerd. Als u klaar bent met afdrukken, scheurt
u het afgedrukte document af bij de perforatie die zich het
dichtst bij de papieruitvoer bevindt.
46
Papierverwerking
Let op:
Trek het papier niet met de hand aan om dit op het
transportwiel te leggen, omdat de printer hierdoor
beschadigd kan raken. Druk op de knop LF/FF om het papier
te verplaatsen.