Problemen met afdrukken of met de
afdrukkwaliteit
De printer is ingeschakeld, maar er wordt niet afgedrukt.
Oorzaak
De interfacekabel is gebroken
of verdraaid.
De printer is niet rechtstreeks
aangesloten op de computer.
De printerdriver is niet juist
geplaatst.
Er is papier vastgelopen of het
inktlint of afsluitmechanisme
zit klem.
De USB-instelling is niet juist
opgegeven.
De printer is vastgelopen
(onverwacht gestopt).
156
Problemen oplossen
Oplossing
De interfacekabel is gebroken of
verdraaid. Als u een andere
interfacekabel hebt, vervangt u de kabel
en controleert u of de printer correct
functioneert.
Wanneer u een printerwisselaar,
printerbuffer of verlengsnoer gebruikt,
drukt de printer niet correct af.
Controleer of de printer correct werkt als
deze is aangesloten op de computer
zonder andere apparaten of een
verlengsnoer.
Controleer of de printerdriver correct is
geïnstalleerd. Indien nodig installeert u
de printerdriver opnieuw.
Schakel de printer uit, open de klep van
de printer en verwijder het vastgelopen
papier of het onderdeel dat klem zit.
Controleer of de USB-instelling correct
is. Zie "USB-problemen oplossen" op
pagina 163 voor meer informatie.
Schakel de printer uit en wacht enige
tijd. Schakel de printer weer in en begin
met afdrukken.