Reiniging
Zuigkorf reinigen
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal
oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de
pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje
uit het contact.
2. Verwijder de borgveer van de rode aansluitstuk dat is
bevestigd aan de grote slang op de tank (Figuur 61).
Figuur 61
1. Zuigslang
3. Maak de slang los van de tank (Figuur 61).
4. Trek de zuigkorf uit de opening (Figuur 62).
Figuur 62
1. Zuigkorf
5. Reinig de zuigkorf met schoon stromend water.
6. Plaats de zuigkorf volledig terug in de opening.
7. Sluit de slang aan op de bovenkant van de tank en
zet deze vast met de borgveer.
2. Borgschroef
Stalling
1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal
oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de
pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje
uit het contact.
2. Verwijder vuil en vet van het hele voertuig, inclusief
de buitenkant van de cilinder, de koelribben van de
cilinderkop en de ventilatorbehuizing.
Belangrijk: U kunt het voertuig met een mild
reinigingsmiddel en water wassen. Doe dit
niet met een hogedrukreiniger . Daardoor kan
het elektrische systeem worden beschadigd of
noodzakelijk vet op wrijvingspunten worden
weggespoeld. Gebruik niet te veel water in de
buurt van het bedieningspaneel, de verlichting,
de motor en de accu.
3. Reinig het spuitsysteem; zie het hoofdstuk Reiniging.
4. Giet een roestwerende, niet op alcohol gebaseerde,
RV-antivriesmiddel in het spuitsysteem en stel
de pomp een paar minuten in werking om het
antivriesmiddel door het hele systeem verspreiden;
verwijder daarna de vloeistof zo goed mogelijk uit
het systeem.
5. Breng de spuitbomen omhoog met behulp van
de hefschakelaars. Breng de spuitbomen omhoog
totdat zij geheel kruiselings over elkaar in de
transportstand in de transporthouder zijn gezet
en de hefcilinders volledig zijn teruggetrokken.
Zorg ervoor dat de cilinders van de spuitbomen
volledig zijn teruggetrokken om beschadiging van de
actuatorstang te voorkomen.
6. Controleer de remmen; zie De remmen controleren
in het hoofdstuk Onderhoud van de remmen.
7. Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie
Onderhoud van het luchtfilter in het hoofdstuk
Onderhoud.
8. Smeer de spuitmachine; zie het hoofdstuk Smering.
9. Ververs de carterolie; zie Motoroliepeil controleren
in het hoofdstuk Motoronderhoud.
10. Controleer alle banden en breng deze op spanning;
zie Bandenspanning controleren in het hoofdstuk
Onderhoud van het aandrijfsysteem.
11. Wanneer het voertuig langer dan 30 dagen niet
wordt gebruikt, moet het brandstofsysteem als volgt
worden voorbereid op stalling:
A. Start de motor en laat deze ongeveer twee
minuten stationair lopen.
B. Zet de motor af.
57