4
Rijmodi en posities
Rijden met de bedieningselementen op het stuur (optionele functie)
met de bestuurder op de grond naast de machine
Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik
1
2
GEVAAR
Verwondingsgevaar (zie labels 1 en 2)
Bedien de rijschakelaars terwijl u met beide voeten
op de grond staat. Zorg daarbij dat zowel uw voeten
als uw lichaam op een veilige afstand zijn van de
rand van de machine, om te voorkomen dat uw voe-
ten geplet worden of dat uw lichaam door de rijdende
machine wordt geraakt.
Bij het gebruik van de bedieningselementen dient de
bestuurder naast de machine te lopen. Het is streng
verboden om de bedieningselementen te gebruiken
wanneer u zich voor of achter de machine bevindt.
Het is in ieder geval ten strengste verboden de be-
dieningselementen te gebruiken op een andere dan
de beschreven wijze.
134
Indicatielampjes (F1) en (F2)
2409
De indicatielampjes (F1) en (F2) zijn uit
●
wanneer de machine met de bestuurder
aan boord rijdt
De indicatielampjes (F1) en (F2) knipperen
●
wanneer de machine wordt ingeschakeld,
maar de bestuurder zich niet in het bestuur-
derscompartiment bevindt aan boord van
de machine (bestuurdersplatform uitge-
schakeld)
Wanneer (F1) en (F2) knipperen, geeft dit aan
2410
dat de bedieningselementen voor de bewe-
ging van het stuur zijn ingeschakeld voor de
meeloopbediening. Let erop dat u de bedie-
ningselementen voor de stuurbeweging niet
onbedoeld activeert.
Rijschakelaars
45878043464 NL - 11/2021 - 12
OPMERKING
B
A
Gebruik
2392
B
A
2538