Montage
8.3
Apparaat configureren
De configuratie gebeurt direct in de service-tool
van VistaScan.
Service-tool via VistaSoft starten:
❯
Selecteer
> Apparaten > Configureren >
Onderhoud > Service-tool.
Alternatief: service-tool via Windows-startmenu
starten:
Start > VistaScan Service-tool > VistaScan
Service-tool
Markeer het aangesloten apparaat in de lijst.
❯
Controleer als het aangesloten apparaat
niet in de lijst verschijnt, of het apparaat
ingeschakeld en met het netwerk verbon-
den is. Klik daarna op Opnieuw Zoeken.
Klik op OK.
❯
Als de verbinding mislukt, wordt een fout weer-
gegeven.
Selecteer proces 001 Eerste ingebruikname.
❯
Volg de instructies van de service-tool.
❯
Vast IP-adres invoeren (aanbevolen)
Houd de resetknop van het apparaat tij-
dens het inschakelen 15 - 20 seconden
lang ingedrukt om de netwerkinstellingen
te resetten.
Selecteer Network settings.
❯
Wijzig Use DHCP op off.
❯
IP-adres, subnetmask en gateway invoeren.
❯
Klik op Wijzigingen opslaan.
❯
De configuratie wordt opgeslagen.
8.4
Veiligheidsinstellingen
De communicatie tussen imaging-software en
apparaat gebeurt altijd versleuteld. Bij levering is
de communicatie beveiligd met een standaard
wachtwoord: 123456. Bij verhoogde beveili-
gingseisen moet dit wachtwoord worden gewij-
zigd in de instellingen van de imaging-software.
Voor meer informatie zie de handleiding van de
imaging-software.
8.5
Apparaat testen
Om te testen of het apparaat correct is aangeslo-
ten, kan een röntgenbeeld worden ingelezen.
VistaSoft openen.
❯
Voor het aangesloten apparaat een röntgensta-
❯
tion creëren.
26
|
NL
De demo-patiënt (fichenummer: DEMO0001)
❯
registreren.
Opnametype (bijv. intra-oraal) kiezen.
❯
Fosforplaatje inlezen, zie "11 Bediening".
❯
2144100119L14
2307V004