2.16.3
Aangekoppelde werktuigen
TL BAH0003-1 04.09
•
Bij het aankoppelen moeten de aanbouwcategorieën van tractor
en machine overeenstemmen of op elkaar worden aangepast.
•
Voorschriften van de fabrikant opvolgen!
•
Voor het aan- en afbouwen van de machine aan de
driepuntsophanging de bedieningshendel in een stand zetten,
waarbij onbedoeld heffen en zakken is uitgesloten!
•
Bij de driepuntshefinrichting bevinden zich gevaarlijke plaatsen
waar u bekneld kunt raken!
•
De buitenbediening van de onderste hefarmen van de tractor
mag niet worden gebruikt. De hefarmen alleen vanuit de
tractorcabine bedienen!
•
De machine mag alleen met een voorgeschreven tractor worden
getransporteerd en bediend!
•
Bij het aan- en afkoppelen van werktuigen aan de tractor bestaat
gevaar voor verwondingen!
•
Bij het werken met de buitenbediening voor de
driepuntshefinrichting, niet tussen tractor en machine gaan
staan!
•
Bij het bedienen van de steunelementen bestaat gevaar voor
beklemmen en snijwonden!
•
Door het aankoppelen van de machine aan de hefinrichting voor
of achter moet rekening worden gehouden met
○
het toelaatbare totale gewicht van de tractor
○
het maximale draagvermogen van de assen van de tractor
○
het toegestane draagvermogen van de gemonteerde
banden
•
Houd rekening met het maximale draagvermogen van de
aangebouwde machine en de toegestane asbelasting van de
tractor!
•
Tijdens transportritten met de machine moeten de trekstangen
voldoende zijdelings gestabiliseerd zijn!
•
Tijdens transportritten het bedieningshendel van de hefinrichting
vergrendelen, zodat de opgeheven machine niet onverwacht kan
zakken!
•
Alle inrichtingen voor vervoer over de weg in transportstand
brengen!
•
Aan een tractor aangebouwde werktuigen en ballastgewichten
beïnvloeden het rijgedrag, evenals het stuur- en remvermogen
van de tractor!
•
De vooras van de tractor moet altijd met minstens 20% van het
eigengewicht van de tractor zijn belast, zodat de besturing
voldoende gewaarborgd is. Indien nodig frontgewichten
aanbrengen!
•
Reparatie-, onderhoud- en reinigingswerkzaamheden en
opheffen van functiestoringen alleen uitvoeren wanneer de
contactsleutel is verwijderd!
•
Bescherminrichtingen niet wegnemen en altijd in de
beschermende stand laten zitten!
Algemene veiligheidsaanwijzingen
23