Het apparaat reinigen
Volg de onderstaande reinigingsprocedures na vervanging van een
tonercassette of als er problemen ontstaan met afdruk- en scankwaliteit.
Let op!
• Gebruik van schoonmaakproducten met een hoog gehalte
aan alcohol, oplosmiddelen of andere agressieve substanties
voor het schoonmaken van de buitenkant van het apparaat
kan leiden tot verkleuring of vervorming.
• Als er toner op het apparaat of in de omgeving van het
apparaat is terechtgekomen, adviseren wij om het schoon te
maken met een met water bevochtigde doek of papieren
handdoek. Als u een stofzuiger gebruikt, kan de toner in de
lucht worden verspreid en schadelijk voor u zijn.
De buitenkant reinigen
U kunt de behuizing van het apparaat het beste schoonmaken met een
zachte, niet-pluizende doek. U kunt de doek enigszins bevochtigen met
water, maar let erop dat er geen water op of in het apparaat druppelt.
Binnenkant reinigen
Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner en
stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de
afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen
kunnen worden gereduceerd of verholpen door de binnenkant van het
apparaat te reinigen.
1
Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact.
Wacht daarna tot het apparaat is afgekoeld.
2
Open de voorklep en haal de beeldeenheid uit het apparaat met
behulp van de handgreep onderaan.
3
Trek de bovenste handgreep op de beeldeenheid omhoog en gebruik
deze om de beeldeenheid volledig uit het apparaat te trekken.
Let op!
• Stel de beeldeenheid niet langer dan enkele minuten bloot
aan licht om te vermijden dat ze wordt beschadigd. Bedek
de tonercassette indien nodig met een stuk papier.
• Raak het groene oppervlak van de beeldeenheid niet aan
met uw handen of andere materialen. Gebruik de handgreep
om te vermijden dat u dit gebied aanraakt.
• Let erop dat u geen krassen maakt op het oppervlak van
de beeldeenheid.
4
Wrijf met een niet-pluizende doek stof en gemorste toner af.
Opmerking
Laat de printer volledig drogen na het schoonmaken.
10.2
<Onderhoud>