Soort materiaal
• Om beschadigingen aan het apparaat te
vermijden, gebruikt u bij voorkeur alleen
transparanten voor laserprinters.
• Transparanten die in de printer worden gebruikt,
moeten bestand zijn tegen de fixeertemperatuur
van de printer. Raadpleeg de specificaties van
uw apparaat voor de fixeertemperatuur (zie
pagina 13.1).
• Plaats transparanten op een horizontaal
oppervlak nadat u ze uit de printer hebt gehaald.
• Laat transparanten niet te lang in de papierlade
liggen. Er kan zich dan stof en vuil op afzetten,
wat leidt tot vlekken bij het afdrukken.
• Let op dat u geen vingerafdrukken maakt.
Transparanten
• Stel bedrukte transparanten niet langdurig bloot
aan zonlicht om te voorkomen dat ze vervagen.
• Zorg dat de transparanten niet gekreukeld of
gekruld zijn en controleer ze op eventuele
scheuren aan de randen.
Let op!
Aanbevolen materiaal: transparanten voor
kleurenlaserprinters van HP, Xerox en 3M.
Het wordt afgeraden om transparanten
met een schutvel te gebruiken, bijvoorbeeld
Xerox 3R91334, omdat die een storing
kunnen veroorzaken en omdat er krassen
op kunnen komen.
Richtlijnen
Soort materiaal
• Om beschadigingen aan het apparaat te
vermijden, gebruikt u bij voorkeur alleen etiketten
voor laserprinters.
• Bij de keuze van etiketten dient u rekening te
houden met de volgende factoren:
- Kleefstoffen: de kleefstof die in de printer wordt
- Schikking: gebruik uitsluitend etiketten zonder
- Krul: voordat u afdrukt, moeten de etiketten
Etiketten
- Toestand: gebruik geen etiketten die gekreukt
• Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend
materiaal blootligt. Blootliggende delen kunnen
ertoe leiden dat etiketten tijdens het afdrukken
loskomen, waardoor het papier kan vastlopen.
Ook kunnen hierdoor onderdelen van het apparaat
beschadigd raken.
• Plaats geen gebruikte etikettenvellen in het
apparaat. De klevende voering mag slechts een
keer door het apparaat worden gevoerd.
• Gebruik geen etiketten die loskomen van de
achterzijde, blaasjes vertonen of gekreukt of
anderszins beschadigd zijn.
• Druk niet af op materiaal dat minder dan 76 mm
Kaarten of
breed en 127 mm lang is.
materiaal
• Stel de marges in de softwaretoepassing in
van afwijkende
op ten minste 6,4 mm van de zijkanten van het
grootte
afdrukmateriaal.
• Papier met briefhoofd moet bedrukt zijn met
hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of
gevaarlijke stoffen vrijgeeft als hij gedurende
0,1 seconde wordt blootgesteld aan de
fixeertemperatuur van de printer. Raadpleeg
de specificaties van uw apparaat voor de
fixeertemperatuur (zie pagina 13.1).
• De inkt van het briefhoofd mag niet ontvlambaar
zijn en mag de printerrollen niet aantasten.
Voorbedrukt
• Formulieren en papier met briefhoofd moeten
papier
in een vochtbestendige verpakking worden
bewaard om aantasting tijdens de
opslagperiode te vermijden.
• Voordat u voorbedrukt papier plaatst, zoals
formulieren of briefpapier, moet u controleren
of de inkt op het papier droog is. Natte inkt kan
tijdens het fixeerproces loskomen van het
voorbedrukte papier en de afdrukkwaliteit
verminderen.
5.4
<Afdrukmedia selecteren en plaatsen>
Richtlijnen
gebruikt, moet bestand zijn tegen de
fixeertemperatuur van de printer. Raadpleeg
de specificaties van uw apparaat voor de
fixeertemperatuur (zie pagina 13.1).
ruimte ertussen. Etiketten kunnen loskomen van
de vellen, waarbij de ruimte tussen de etiketten
ernstige papierstoringen kan veroorzaken.
plat liggen met een krul van maximaal 13 mm
in eender welke richting.
zijn, blaasjes vertonen of loskomen van de
achterzijde.