OPTIE
Volume kiestoon
Wanneer u op On Hook Dial drukt om een fax te
verzenden, kunt u een specifieke toon horen. U
kunt het volume van de toon aanpassen met deze
functie. Met de instelling 1 is het volume het
laagst. Gebruik de pijl naar links en naar rechts
om de waarde te wijzigen.
Uitvoerlade
Met deze functie kunt u de papierlade selecteren
die wordt gebruikt wanneer er een fax binnenkomt.
Verzenden tijdens
U kunt het apparaat instellen om faxen te verzenden
tijdens daluren, zodat u bespaart op de
daluren
telefoonkosten. (Zie "Faxen verzenden tijdens
daluren" op pagina 63.)
Groepsverzending
Wanneer u een fax verzendt waarbij het
faxnummer gelijk is aan het nummer van een
uitgestelde faxtaak, wordt gevraagd of u
documenten wilt toevoegen aan deze uitgestelde
faxtaak. (Zie "Documenten toevoegen aan een
uitgestelde faxtaak" op pagina 63.)
Inst. fax
U kunt instellen dat een verzonden of ontvangen
fax per fax of e-mail wordt doorgestuurd naar een
doorsturen
andere bestemming. (Zie "Een ontvangen fax
doorsturen naar een andere bestemming" op
pagina 64.)
Geluid bij einde fax
Met deze instelling kunt u selecteren of de faxtoon
voor einde faxontvangst in- of uitgeschakeld is.
Stel dit in wanneer u de weergave van een geluid
na ontvangst van een fax wilt in- of uitschakelen.
(Zie "De faxtoon voor einde faxontvangst instellen"
op pagina 65.)
Nummerweergave
Als u deze optie hebt ingeschakeld, onthoudt het
apparaat de laatste 20 faxnummers.
a. PABX (Private Automatic Branch Exchange).
Netwerkinstallatie
U kunt de netwerkinstellingen opgeven via het aanraakscherm van het
apparaat. Voordat u dit doet, moet u informatie hebben over de
netwerkprotocollen en het computersysteem die worden gebruikt. Als u niet
weet welke instelling u moet gebruiken, neemt u contact op met uw
netwerkbeheerder om het netwerk voor het apparaat te configureren.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling. Wanneer het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK.
3. Druk op het tabblad Instelling > Netwerkinstellingen.
82 _De status van het apparaat en geavanceerde instellingen
OMSCHRIJVING
OPTIE
TCP/IP-protocol
Selecteer het protocol en de
configuratieparameters die u wilt gebruiken in de
netwerkomgeving.
Er moet een groot aantal parameters
worden ingesteld. Als u niet weet hoe u een
parameter moet instellen, laat u deze
ongewijzigd of neemt u contact op met de
netwerkbeheerder.
AppleTalk-protocol
Selecteer deze optie voor Macintosh-
netwerkomgevingen. Deze optie biedt
pakketoverdracht en routingfunctionaliteit voor
netwerken.
Ethernet-snelheid
Hiermee kunt u de transmissiesnelheid van het
netwerk configureren.
Instell. wissen
Hiermee zet u de huidige netwerkinstellingen terug
op de standaardwaarden.
802.1x
U kunt de gebruikersverificatie voor
netwerkcommu-nicatie instellen.
Raadpleeg uw netwerkbeheerder voor details.
IPv6
Het apparaat ondersteunt IPv6-adressen voorhet
afdrukken via het netwerk en voor netwerkbeheer.
•
IPv6 activeren: Wanneer u Aan selecteert,
worden de Hostnaam en het Koppeling
lokaal adres automatisch ingevoerd in het
adresveld.
•
DHCPv6-configuratie: Als uw
netwerkgebruikmaakt van een DHCPv6-server
kunt ueen van de volgende opties instellenvoor
standaard dynamische host-configuratie.
•
Routers: Gebruik DHCPv6 alleen alseen
router daarom vraagt.
•
DHCPv6-adressen: Gebruik altijd
DHCPv6,ongeacht of de router daarom vraagt.
•
DHCPv6 uit: Gebruik DHCPv6nooit,
ongeacht of de router daarom vraagt.
Beveiliging
Met deze functie kunt u alle uitgaande gegevens controleren of blokkeren,
en kunt u het wachtwoord wijzigen.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel
2. Druk op Beheerinstelling. Wanneer het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK.
3. Druk op het tabblad Instelling > Beveiliging.
OMSCHRIJVING