• Printerlettertypen gebruiken: als deze optie is ingeschakeld, gebruikt
de printer bij het afdrukken van uw document de lettertypen die in het
geheugen zijn opgeslagen en worden de lettertypen die in uw document
worden gebruikt niet gedownload. Omdat het downloaden van lettertypen
enige tijd in beslag neemt, verlopen afdruktaken mogelijk sneller als
u deze optie selecteert. Als u deze optie inschakelt, probeert de printer
lettertypen uit het geheugen te selecteren die zoveel mogelijk
overeenkomen met de lettertypen in het document. Als u in uw document
echter lettertypen gebruikt die sterk afwijken van de lettertypen in het
geheugen van de printer, zal de afdruk er heel anders uitzien dan het
document op het scherm.
Deze functie is alleen beschikbaar als
u het PCL-printerstuurprogramma gebruikt.
• Opslaan als formulier voor overlay: selecteer deze optie als u het
document als formulierbestand wilt opslaan (C:\FORMOVER\*.FOM).
Als u deze optie inschakelt, vraagt het printerstuurprogramma telkens
wanneer u afdrukt om de bestandsnaam en het bestemmingspad. Als u
de bestandsnaam en het pad van tevoren wilt instellen, klikt u op de knop
in het vak Uitvoeropties en geeft u een bestandsnaam en pad op.
functie is alleen beschikbaar als u het PCL-printerstuurprogramma
gebruikt.
Tabblad Info
Op het tabblad Info worden de copyrightinformatie en het versienummer
van het stuurprogramma weergegeven. Als u beschikt over een
internetbrowser, kunt u een verbinding maken met het internet door
op het website-pictogram te klikken. Zie "Documenten afdrukken" op
pagina 13 voor meer informatie over de voorkeursinstellingen voor
afdrukken.
Tabblad Printer
Als u het venster Printereigenschappen opent via de map Printers,
is het tabblad Printer beschikbaar. Hier stelt u de printerconfiguratie in.
De volgende procedure geldt voor Windows XP. Zie de desbetreffende
Windows-gebruikershandleiding of on line Help voor andere Windows-
besturingssystemen.
1
Klik op de knop Start van Windows.
2
Selecteer Printers en faxapparaten.
3
Selecteer het pictogram van het printerstuurprogramma.
4
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het
printerstuurprogramma en selecteer Eigenschappen.
5
Klik op het tabblad Printer en stel de gewenste opties in.
Favorieten
Via de optie Favorieten, die u terugvindt op elk tabblad Eigenschappen,
kunt u de huidige instellingen opslaan voor later gebruik.
Zo voegt u een instelling toe aan Favorieten:
1
2
Deze
3
Als u een opgeslagen instelling wilt gebruiken, selecteert u het item in de
vervolgkeuzelijst Favorieten. De printer is nu ingesteld om af te drukken
volgens de instellingen van de geselecteerde favoriet.
Om een favoriet te verwijderen, selecteert u het item in de lijst en klikt
u op Verwijderen.
U kunt ook terugkeren naar de standaardinstellingen van het
stuurprogramma door Printerstandaard te selecteren in de lijst.
De Help-functie
De printer heeft een Help-functie die u kunt openen met de knop Help
in het eigenschappenvenster van de printer. Deze Help-functie geeft
gedetailleerde informatie over de functies die het stuurprogramma
van de printer biedt.
U kunt ook klikken op
en vervolgens op een instelling.
18
Standaard afdrukinstellingen
Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in.
Geef in het invoervenster Favorieten een naam aan deze
instellingen.
Klik op Opslaan.
Wanneer u instellingen opslaat onder Favorieten, worden
alle huidige stuurprogramma-instellingen opgeslagen.
in de rechterbovenhoek van het venster