Automatisch koppelen van de scherpstelling aan een bewegend
onderwerp
1
Plaats het Tracking AF-kader over uw onderwerp en
druk de ontspanknop half in
Wanneer uw onderwerp herkend wordt, verandert het Tracking
AF-kader van wit in geel en dan wordt uw onderwerp steeds scherp
in beeld gehouden.
Als de AF-vergrendeling mislukt, blijft er een tijdje lang een rood
kader knipperen en dooft dan. Probeert u de vergrendeling dan
opnieuw.
• Tracking AF opheffen → Druk op [MENU/SET].
• Scherpstelbereik: hetzelfde als bij macro-opnamen [
• In de [Snapshotmode] worden bij elke druk op < de Tracking AF
en de Gezichtsdetectie omgeschakeld.
●
Wanneer u [Meetfunctie] instelt op [
een gekoppeld onderwerp aan. (→139)
●
Onder bepaalde opnameomstandigheden, bijvoorbeeld wanneer het onderwerp klein of donker
] (Tracking AF) niet goed werken. Wanneer [
is, kan [
scherpgesteld op [
Niet beschikbaar in de volgende gevallen:
●
[
] (Tracking AF) kan in het volgende geval niet worden gebruikt:
• Wanneer [Intervalopname] wordt gebruikt
●
In de volgende gevallen voert [
• Wanneer het foto-effect (Filter) is ingesteld ([Sepia], [Zwart-wit], [Dynamisch zwart/wit],
[Ruw zwart-wit], [Zacht zwart-wit], [Zachte focus], [Sterfilter], [Zonneschijn])
• [Zwart-wit] in [Fotostijl]
Onderwerp niet gecentreerd in beeld
enz. (aangepast multi)
(Scherpstellen op 49 punten)
Stelt scherp op het onderwerp in het brede gebied
(scherpstellen op 49 punten) op het opnamescherm.
●
U kunt het scherpstelgebied selecteren. (→121)
117
De scherpstelling en helderheid (belichting) aanpassen
Beelden opnemen met automatische scherpstelling
] (multimeting), past de camera de belichting op basis van
] (scherpstellen op 1 punt).
] (Tracking AF) de bewerking uit van [
Tracking AF kader
]
] (Tracking AF) niet werkt, wordt er
] (scherpstellen op 1 punt).
(scherpstellen op 49 punten) /