4
G014895
3
Figuur 11
1. Vulopening
2. Onderkant vulbuis, NIET
HOGER VULLEN
Belangrijk: Giet de brandstoftank niet te vol.
Vul de tank tot aan de onderkant van de vulbuis.
Dit geeft de brandstof in de tank ruimte om uit
te zetten. Als de tank te vol wordt gevuld, kan
dit leiden tot brandstoflekkage of schade aan
de motor of het emissiesysteem.
3. Draai de brandstofdop stevig vast tot u een klik
hoort. Gemorste benzine opnemen.
Het motoroliepeil controleren
Voordat u de motor start en de machine in gebruik
neemt, moet u het oliepeil in het carter van de motor
controleren; zie Oliepeil controleren in het hoofdstuk
Motoronderhoud.
Motor starten
1. Neem plaats op de bestuurdersstoel en zet de
rijhendels in de parkeerstand.
2. Schakel de maaimessen uit door de aftakasschakelaar
op UIT te zetten (Figuur 12)
G014901
Figuur 12
1. Bedieningspaneel
1
2
3. Brandstof
4. Leeg voor uitzetting van
de brandstof.
2
1
2. Aftakasschakelaar – UIT
3. Trek de chokeknop uit voordat u een koude motor
start (Figuur 13).
Opmerking: Als de motor warm of heet is, hoeft
u de choke niet te gebruiken.
2
2
2
2
1. Bedieningspaneel
2. Gashendel
3. Snel
4. Draai het contactsleuteltje op START om de
startmotor in werking te stellen. Laat het sleuteltje
los zodra de motor aanslaat (Figuur 14).
Belangrijk: Stel de startmotor telkens niet
langer dan 10 seconden in werking. Als de
motor niet wil starten, moet u na elke poging
de motor 60 seconden laten afkoelen. Indien u
deze instructies niet opvolgt, kan de startmotor
schade oplopen.
19
6
1
G014902
3
3 4
4
5
6
5
Figuur 13
4. Continu snelheidsregeling
5. Langzaam
6. Chokeknop