Het veiligheidssysteem is bedoeld om starten van de
motor alleen mogelijk te maken wanneer:
• de maaimessen zijn uitgeschakeld.
• de rijhendels in de parkeerstand staan.
Het veiligheidssysteem zorgt ook ervoor dat de
motor wordt gestopt wanneer de rijhendels niet in de
parkeerstand staan en u de bestuurdersstoel verlaat.
Voordat u start
Aanbevolen brandstof
Gebruik normale LOODVRIJE benzine voor
automobielen (octaangetal minimaal 87). Gelode
normale benzine kan worden gebruikt als loodvrije
benzine niet verkrijgbaar is.
Belangrijk: Gebruik nooit methanol, benzine
die methanol bevat, gasohol die meer dan 10%
ethanol bevat, benzine-additieven, superbenzine of
wasbenzine omdat dit kan leiden tot schade aan
het brandstofsysteem. Geen olie bij de benzine
mengen.
Gebruik van stabilizer/conditioner
Gebruik van stabilizer/conditioner in de machine biedt
de volgende voordelen:
• Houdt de benzine vers gedurende stalling van
30 dagen of minder. Als u de machine langer
wilt opslaan, moet u de benzine aftappen uit de
brandstoftank.
• Houdt de motor tijdens het gebruik schoon.
• Voorkomt harsachtige afzettingen in het
brandstofsysteem, die tot startproblemen kunnen
leiden.
Voeg de juiste hoeveelheid stabilizer/conditioner aan
de benzine toe.
Opmerking: Stabilizer/conditioner werkt het best als
deze met verse benzine wordt gemengd. Gebruik altijd
stabilizer/ conditioner om het risico van harsachtige
afzettingen in het brandstofsysteem zo klein mogelijk te
houden.
Benzine-/alcoholmengsels
Gasohol (maximaal 10 percent ethylalcohol, 90 percent
loodvrij benzine per volume) is toegestaan door
de motorfabrikant voor brandstofgebruik. Andere
benzine-/alcoholmengsels, zoals E85, zijn niet
toegestaan.
Benzine-/ethermengsels
Mengsels van methyl-tertiair-butylether (MTBE) en
loodvrije benzine (maximaal 15 percent MTBE per
volume) zijn toegestaan door de motorfabrikant voor
brandstofgebruik. Andere benzine-/ethermengsels zijn
niet toegestaan.
Brandstoftank vullen
Zet de motor af en zet de rijhendels in de parkeerstand.
De maximale capaciteit van de tank is 11 liter (2,9
gallons).
Belangrijk: Giet de brandstoftank niet te vol. Vul
de tank tot aan de onderkant van de vulbuis. Dit
geeft de brandstof in de tank ruimte om uit te
zetten. Als de tank te vol wordt gevuld, kan dit
leiden tot brandstoflekkage of schade aan de motor
of het emissiesysteem.
1. Reinig de omgeving van de tankdop en verwijder
de tankdop.
Opmerking: Gebruik het brandstofvenstertje om
voor het tanken na te gaan of er zich brandstof in
de tank bevindt (Figuur 10).
2. Traag gewone, ongelode benzine toevoegen tot
de brandstof tot de onderkant van de vulbuis reikt
(Figuur 10).
6
5
1. Dop van brandstoftank
2. Vulopening
3. Vulbuis
18
1
G014474
Figuur 10
4. Onderkant vulbuis, NIET
HOGER VULLEN
5. Brandstofvenstertje
2
3
4