1. Motor – Stoppen
2. Motor – Lopen
3. Motor – Starten
4. Stroomverdeler
5. Vooruit
6. Achteruit
7. Motor – Voorgloeien
8. Schakel de aftakas in
9. Schakel de aftakas uit
10. Transmissie – Hoog
toerental
11. Transmissie – Laag toerental
93-8053
1. Lees de Gebruikershandleiding.
106-0391
12. Vooruit-versnellingen van
machine
13. Druk op de knop om cruise
control in te stellen
14. Cruise control
15. Aan
16. Uit
17. Koplampen
18. Druk op de knop om de
uitschakeling van een
oververhitte motor op te
heffen.
19. Om de motor te starten, moet
u het tractiepedaal in de
neutraalstand zetten, het
rempedaal intrappen en de
gashendel op Langzaam
zetten. Draai daarna het
contactsleuteltje op Start; lees
de Gebruikershandleiding.
20. Om de motor af te zetten,
moet u de aftakas uit-
schakelen, de gashendel op
Langzaam zetten en de
parkeerrem in werking
stellen; draai vervolgens het
contactsleuteltje op Stop en
haal dit uit het contact; lees
de Gebruikershandleiding.
1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd, ventilator
– Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
13
21. Om de aftakas in te
schakelen, moet u de
aftakasschakelaar
omhoogtrekken en naar
voren zetten.
22. Hef de maaidekken op
voordat u de machine in de
transport-modus zet.
93-6681