1.1.2 TRANSPORTSCHADE
De goederen onmiddellijk bij de levering controleren (zichtcontrole). Ver-
meld eventuele beschadigingen op de leverbon en informeer vervolgens
de kachelsmid. Bescherm de zichtbare delen van de kachel bij het plaat-
sen tegen vervuiling en beschadigingen. Voor het transport van uw kachel
mogen alleen goedgekeurde transportmiddelen met voldoende draagvermo-
gen worden gebruikt.
Voor een veilig en probleemloos transport dienen de volgende punten in
acht te worden genomen:
• De kachel mag alleen rechtop of enigszins schuin achteroverhellend (leu-
nend op de achterzijde) worden vervoerd!
• Als een steekwagen wordt gebruikt voor transport, mag de houtkachel
alleen met de rug ernaar toe op worden geplaatst.
2. MONTAGEHANDLEIDING
Uw houtkachel moet door een vakman worden geplaatst en geïnstalleerd.
Voordat de kachel wordt geplaatst en geïnstalleerd, dient u een vakman te
raadplegen over de geschiktheid van de schoorsteen, de installatieplaats
van de kachel en eventuele andere kwesties.
2.1 BASISEISEN VOOR DE OPSTELLING
Bij de installatie, de aansluiting en het gebruik van de houtkachel moeten
alle betreffende nationale en Europese normen en de plaatselijke voor-
schriften (DIN, DIN EN, regionale bouwverordeningen, stookverordeningen,
enzovoort) in acht worden genomen en worden toegepast. Hieronder volgen
relevante regelingen, maar deze lijst is mogelijk niet volledig.
FeuVo:
stookverordening van de regio
LBO: landelijke bouwverordening, resp. brandweerpreventievoorschriften
van de
VKF: VKF (Zwitserland)
LRV: (Zwitserland)
1. BlmschV: eerste niveau van de verordening voor de uitvoering van de
Duitse Wet Luchtkwaliteit
TROL: brancheregels voor de aanleg van haarden en
luchtverwarmingsinstallaties (ZVSHK)
DIN 1298 / EN 1856: verbindingsstukken voor stookinstallaties
DIN EN 13240: met vaste brandstof gestookte kachels/ruimteverwarmingen
DIN 18896: verbrandingsinstallaties voor vaste brandstoffen. Techni-
sche regels
voor installatie en gebruik
DIN EN 13384: berekeningsmethoden voor rookgasinstallaties
DIN 18160-1/2: rookgasinstallaties / huisschoorstenen
DIN 4751 / DIN EN 12828: verwarmingssystemen in gebouwen –
ontwerp voor watervoerende verwarmingssystemen
VDI 2035: waterbehandeling voor verwarmingssystemen
Art. 15a: B-VG (Oostenrijk)
Stookinrichtingen mogen alleen in ruimtes en op plekken worden geïn-
stalleerd waarbij geen gevaren ontstaan door de ligging, bouwtechnische
omstandigheden of gebruikswijze. Het grondoppervlak van de opstelruimte
moet dusdanig uitgevoerd en groot zijn, dat de stookinrichting doelmatig en
volgens de voorschriften kan worden gebruikt.
2.1.1 OPSTELLOCATIE
Uw houtkachel mag niet worden geplaatst:
1. in trappenhuizen, met uitzondering van woongebouwen met niet meer
dan twee appartementen;
2. in algemeen toegankelijke gangen.
3. in garages.
4. in vertrekken of appartementen die door airconditioning of hetelucht-
verwarming met behulp van ventilatoren worden ontlucht, tenzij een
risicoloze werking; van de kachel gegarandeerd is;
NL 5
NL