F5. Overige functies
In dit gedeelte wordt een reeks andere functies
beschreven, zoals het toewijzen van de werking
van het AUX-pedaal aan een van verschillende
instellingen en het selecteren van specifieke
songkanalen voor afspelen.
F5.1:
AUX-pedaal
Instelbereik:
1. Softpedaal
Het softpedaal vermindert het volume en wijzigt de
klankkleur van de gespeelde noten enigszins wanneer
het pedaal wordt ingedrukt. Het softpedaal heeft geen
invloed op de noten die al klinken.
2. Sostenutopedaal
Als u een noot of akkoord op het toetsenbord speelt
en het pedaal indrukt terwijl de noten nog worden
vastgehouden, worden deze noten aangehouden
zolang het pedaal is ingedrukt (alsof het sustainpedaal
is ingedrukt). Alle daarna gespeelde noten worden
echter niet aangehouden. Hierdoor is het mogelijk om
een akkoord te laten doorklinken, terwijl andere
noten staccato worden gespeeld.
OPMERKING
Organ, string en choir voices klinken continu door, zolang het
sostenutopedaal ingedrukt blijft.
3. Expressie
Met deze instelling kunt u de dynamiek regelen
tijdens het bespelen.
4. Song afspelen/pauzeren
Met deze instelling kunt u het afspelen van de song
starten of onderbreken. Bij deze instelling werkt het
AUX-pedaal op dezelfde wijze als de knop
PAUSE]
op het paneel.
Standaardinstelling: 1 (Softpedaal)
F5.2:
Effectdiepte softpedaal
Instelbereik:
1–5
Standaardinstelling: 3
Deze functie stelt de diepte van het effect van het
softpedaal in.
F5.3:
Sustainsamplediepte
Instelbereik:
0–20
Standaardinstelling: 12
De voice
beschikt over speciale
GRAND PIANO 1
'sustainsamples' die nauwgezet de unieke resonantie van
de zangbodem en snaren van een akoestische vleugel
reproduceren wanneer het sustainpedaal wordt
ingedrukt. Met deze functie kunt u de diepte van dit
effect aanpassen.
F5.4:
Toets-los-samplevolume
Instelbereik:
Standaardinstelling: 10
U kunt het volume van het toets-los-geluid (het subtiele
geluid dat wordt geproduceerd als de toetsen worden
losgelaten) aanpassen voor de voices
[HARPSICHORD]
F5.5:
Songkanaalselectie
Instelbereik:
Standaardinstelling: ALL
Deze instelling is alleen van invloed op externe songs.
U kunt opgeven welke songkanalen worden afgespeeld
op dit instrument. Als 'ALL' wordt geselecteerd, worden
de kanalen 1-16 afgespeeld. Als '1&2' wordt geselecteerd,
worden alleen de kanalen 1 en 2 afgespeeld, terwijl de
kanalen 3-16 worden verzonden via MIDI.
F5.6:
Sustainpedaaltype
F5.7:
AUX-pedaaltype
Instelbereik:
Standaardinstelling: 1
Afhankelijk van het pedaal dat is aangesloten op de
SUSTAIN PEDAL aansluiting of AUX PEDAL
aansluiting, kan het effect dat door de bediening van het
pedaal wordt geproduceerd (AAN/UIT, dynamiek, enz.)
worden omgedraaid.
Als dit gebeurt, kunt u deze instelling gebruiken om de
pedaalwerking te corrigeren. Het instellingsbereik is van
1 tot 2.
Druk tegelijkertijd op de knoppen
om de standaardinstelling (1) te herstellen.
[PLAY/
OPMERKING
• Zorg ervoor dat het instrument uit is als u het pedaal aansluit of
loskoppelt.
• Als het sustainpedaaltype is ingesteld op '2', blijft sustain mogelijk
actief als u het pedaal aansluit of loskoppelt terwijl het instrument
aan is, zodat de noten eindeloos worden aangehouden. Als dit
gebeurt, schakelt u het instrument uit en weer in.
F5.8:
Damper Resonance-effect aan/uit
Instelbereik:
Standaardinstelling: ON
F5.9:
Diepte van Damper Resonance-
effect
Instelbereik:
Standaardinstelling: 5
Als damper resonance is ingeschakeld, past u een
simulatie van het sustaingeluid van het demperpedaal op
een vleugel toe als u het demperpedaal indrukt en het
toetsenbord bespeelt. Dit effect wordt toegepast op de
voice die u via het toetsenbord bespeelt en op de partij
(kanaal 1 en 2).
Gedetailleerde instellingen – [FUNCTION]
0–20
[GRAND PIANO 1]
en
.
[E.CLAVICHORD]
ALL, 1&2
1, 2
[–/NO]
en
[+/YES]
ON/OFF
0–20
P-155 Gebruikershandleiding
,
43